26-07-1999   Column Metro
DE WEELDE VAN EEN WERELDBUURT (1)

Onze buurt veryupt. Ik had het van mezelf niet verwacht, maar het bevalt me wel. Misschien omdat er in onze wijk, de toch wel landelijk bekende Amsterdamse Pijp, nog genoeg armoedzaaiers als tegenwicht voorradig zijn. De Pijp was vroeger een echte volksbuurt. Tegenwoordig kan je meer spreken van een volkerenbuurt. Levendig en daardoor heel erg leuk. Er huizen hier zoveel nationaliteiten, zoveel vogels van verschillend pluimage, dat het min of meer logisch is dat er ook nog eens een invasie zou plaatsvinden van jonge, snelle en goedverdienende mensen.
Je ziet ze steeds vaker in onze smalle straatjes. Ze bevolken het steeds minder zieltogende Heinekenplein, tot voor kort dé verzamelplaats voor lieden die leven op het vocht, waarnaar dit plein genoemd is.
Maar tussen die scharrelende alcoholisten, tussen de met boodschappen overladen Surinaamse omaatjes en de luidgalmende marktmannen op de Albert Cuyp dribbelen nu ook de jonge rijken. Doelbewust in hun pakken met nonchalant dasje of in hun pronte merktruitjes, konsekwent dik bruin bevleesd en spelend met een onbetaalbare zonnebril.
De onvermijdelijke reclamebureaus en consultancy?bedrijven hebben de charme van onze buurt ontdekt. Voormalig grachtengordelclubblad HP?De Tijd heeft zich er gevestigd, weliswaar in de minder hotte Zuidpijp, maar toch.
Rond lunchtijd komen de hard werkende jongens en meisjes declarabel uit hun hippe offices en monopoliseren het terras. De mobiele dictator bij de hand en de waldkorn?mozzerella?pesto (dit is een broodje) in de mond.
In het begin, laten we zeggen een jaar of drie geleden, zag je een enkele nieuw gedetacheerde nog weleens met open mond kennis nemen van onze pittoreske straattaferelen. Twee wagens die tegelijkertijd door dezelfde eenrichtingsstraat wilden rijden bijvoorbeeld, maar dan in tegengestelde richting. De bumpers tegen elkaar opduwend, daarna de lage voorhoofden van de bestuurders in frontale botsing. In de Pijp kun je het meemaken.
Ja, de Pijp (ik hoef er geen reclame meer voor te maken) biedt een inferno aan culturen met de bijbehorende gastronomische variëteit. (Voordat ik hier kwam wonen was ik slank).
Wat hebben de nieuwste allochtonen, genoemde yuppen en dinkies, daaraan nu bijgedragen? Er zijn nieuwe café's met terrassen gekomen, niet van het type toffe Amsterdamse kroeg, maar het balleriger model, waar de weldoorvoede Nederlandse rijkere jongere zich laaft aan Belgisch bier en het bekende semi?sjieke eetcafévoedsel.
Ik geef toe, ik vertoef er vaak. Net zoals ik de Spaanse, Libanese, Mesopothamische, Indonesische, Surinaamse en Platmokumse tentjes blijf frekwenteren. Voor degene die een vrij beroep heeft en een betrekkelijke welstand geniet, is de Pijp, met behoud van genoeg inspirerende ellende, een waar El Dorado.
Ik woon hier nu 13 jaar en ik hoef hier voorlopig niet weg. Op slechts één vraag weet ik het antwoord nog niet: Kun je op je 38ste nog een yup worden? Zo ja, dan ben ik het misschien al.

Marcel Verreck