17-07-2000   Column Metro
IK LACH OM NIET TE HUILEN

Ik rijd naar Rotterdam waar ik zal worden geïnterviewd door de sympathieke, welbespraakte Jack Kerklaan van Radio Rijnmond. Al bij Delft schuift 's lands enige skyline in mijn gezichtsveld. De Euromast natuurlijk, maar ook Edgar Davids die op Rotterdams hoogste wolkenkrabber staat afgebeeld. Dat wil zeggen, nog voor de helft. Euro 2000 ligt immers al weer enige huilbuien achter ons en het kantoorpersoneel is doende geweest stukjes Edgar van het raam te krabben. Onze Oranjetornado is dus nog maar half zichtbaar, een beetje zoals het Nederlands elftal tijdens het tournooi: soms onzichtbaar, soms magistraal, dus half. Bijgevolg ook geen finale, maar een halve finale. En penalty, ik heb het woordenboek erop nageslagen, is het Engelse woord voor 'straf'.
Aan Edgar Davids heeft het niet gelegen, maar dit terzijde. Als ik aan deze speler denk zie ik altijd weer die magistrale krantenkop voor mij. Edgar speelde nog bij Ajax en er werd weer eens volop anti-semitisme op de tribune gesignaleerd. Ik meende dat het de Volkskrant was die scoorde met deze argeloze aankondiging: 'Davids ster bij Ajax' Ik heb met Jack en zijn producer Louise afgesproken in de lunchroom van wijnproeverij Van Otterloo in de Benthuizerstraat, vlakbij de Bergweg in het Oude Noorden. Een buurt die een tijdje op zijn retour was, maar die nu weer gewild is bij het jonge en vermogende volkje. Het is ook de wijk waar mijn moeder, die nu in de hemel woont, opgroeide. Het Radio Rijnmond-programma Petje af wordt op locatie gemaakt en toen ze mij vroegen waar ik ondervraagd wilde worden leek mij, in deze rouwperiode, dit toch de geschikte buurt. Indachtig het motto van mijn moeder: 'Confrontatie is genezing'.
In de stromende regen slingeren wij ons in Jacks monumentale arreslede naar de Delfgauwstraat, al weer jaren een kort stompje woonerf nabij Bergsingel en Gordelweg. Op nummer 92b hebben mijn grootouders, ook zij hebben inmiddels hun Schepper mogen ontmoeten, ruim 52 jaar gewoond. Met zeven kinderen, verdeeld over drie kleine kamertjes en een door opa de timmerman vaardig verbouwd zoldertje. Als oudste kleinkind heb ik er vaak gelogeerd. Het zit in mij verankerd: het bestijgen van de trap, het slaan van de klok boven de kachel, de soep van oma, het Rotterdamse chloorwater en boven in het zolderkamertje het dreunen van passerende vrachtwagens op de Gordelweg. Daar zat een kuil voor het stoplicht, ach ja Rotterdam met zijn lemen bodem. Maar sterk genoeg om reuzen te dragen.
Jack Kerklaan, een erkend woordgoochelaar, laat, terwijl wij voor het grootouderhuis staan uit te lekken, een fijne barokke inleiding vol creatieve verhaspelingen klinken. Dermate inspirerend dat ik in de eerste anekdote mijn vader beschrijf als een handelsreiziger in damesmodeconfituren.
Het valt me mee te vertellen over deze plek, mijn familie en de dingen die voorbij zijn. Levens en mensen worden verhalen. En die moeten verteld worden, dat is de waarborg van onze cultuur. Even is de Delfgauwstraat weer gedompeld in een vergeelde jaren '50-netheid: die ene kiek van de smalle rijweg met die enorme stoep en één geparkeerde auto. Die van mijn vader, de vertegenwoordiger, amant van de oudste dochter.
Natuurlijk doet het pijn, maar het moet verteld worden.
We rijden naar de Kleiweg, waar het historische Hofpleintreinstation nog steeds in bedrijf is. Komende van Den Haag, op weg naar opa en oma, stapten wij hier uit. Jaren daarvoor rende mijn vader op deze plek om de laatste trein naar de Residentie te halen. Te verliefd om op tijd te zijn. Bij het spoor woonde een man, Theo, die hem wel kende. Terwijl mijn aanstaande ouders aan kwamen sprinten, maakte hij een strategisch praatje met de machinist, zodat mijn vader toch op het nippertje in de trein kon springen. De vertraging was secundair, de wereld was overzichtelijk. En die paar minuten oponthoud, ach dat is later bij de NS uitgegroeid tot een bedrijfscultuur. Ik vertel dit verhaal aan Jack, een goeie Rotterdamse gozer die het allemaal wel begrijpt en we moeten er smakelijk om lachen. Met veel gevoel leert hij mij een bekend Rotterdams spreekwoord: 'Ik lach om niet te huilen.'
Rotterdam, mijn ma's stad (zoek de woordspeling), ik houd van je!

Marcel Verreck