06-09-2000   Column Metro
DE KUNST VAN HET NIETSDOEN

Ik heb deze zomer overdadig vakantie gevierd. En terecht. Want ik was er behoorlijk aan toe. Normaliter beleef ik redelijk actieve vakanties vol verplaatsingen en niet gespeend van enige lichamelijke inspanning. Maar deze zomer...ik heb het echt heel rustig aan gedaan. Voordeel is dat je vanuit je lodderige positie in hangmat of terrasfauteuil het andere vakantievierende volk kan gadeslaan. Een leerzame bezigheid. Het begon al op Bonaire waar ik twee weken verbleef in ruil voor enkele optredentjes. Na mijn terugkomst bleken de Antillen overigens failliet, de premier kwam hier wanhopig om geld bedelen, dus als consumerend tourist heb ik gefaald. Maar ja, zoveel was er op dit eiland nou ook weer niet te doen.
Je hebt de noordkant van het eiland en je hebt de zuidkant van het eiland, en dan heb je meteen de twee dagtripjes gehad. Maar door je over te geven aan het Antilliaanse ritme is het mogelijk deze evenementen spreiden. Onthaasting is hier haast onvermijdelijk. Toch splitst de groep touristen zich, aldus mijn observatie, na aankomst in tweeën . Je hebt degenen die willoos en verzoend neerzijgen onder de palmen, de beach-bediende bier laten brengen en zich af en toe ter afkoeling met zo'n leipe snorkel op in het privé-aquarium onderdompelen. En je hebt de degenen die zich blijven verzetten tegen de alomtegenwoordige dreiging van de inactiviteit. Zij gaan hun duikbrevet halen, scheuren met hun gehuurde terreinwagens door het natuurpark Washington Slagbaai en vullen de rest van hun dag met het panisch omrekenen van de lokale valuta.
Het was duidelijk dat ik reeds vanaf het begin, ook tot mijn verbazing, meer tot het eerste type bleek te behoren. Ik bleek te beschikken over een ongekend vermogen tot nietsdoen. Toen ik terugkeerde en direct na aankomst, eufoor van jet-lag en slaapgebrek, een radio-programma moest presenteren, dacht ik dat het wel over was. Dat het amechtige ritme van de moderne communicatie-mens mij wel weer in de greep zou krijgen. Niets bleek minder waar. Na dikke week reed ik naar een Zwitsers chalet in een onbedorven dal en deed daar ruim twee weken... helemaal niets.
Hoewel, ik heb het nog wel even geprobeerd. Twee dagen naar het woeste Italië. Het draaide uit op een survivaltocht. Boven op een berg hield de auto er mee op. Hoe ik het sleuteltje ook in het contact wurmde, de motor bleef laconiek zwijgen. Een oppe accu. Gelukkig stond ik bóven op een berg, dus beneden kwam ik wel. Maar ja, het was 15 augustus, Maria Ten Hemelvaart en dat vieren ze in katholieke landen. Alle garages waren dicht. Jaren geleden heb ik de ANWB op het toneel te kijk gezet als het Vangnet Voor Bange In Het Wilde Buitenland Vertoevende Nederlanders, nu was deze laffe hond maar wat blij dat hij al jaren stiekem een abonnement had op de Internationale Reis -en Kredietbrief. Nadat het auto-ongerief door een correcte Italo was verholpen, liep de hete Italiaanse dag naar zijn einde en werd de beschikbare hotel-accomodatie schaars. Verzwakt door een zeer matige nachtrust werd de volgende dag besloten het gezellige inferno Italië te verlaten en schielijk terug te keren naar het vertrouwde van touristische prikkels ontdane Zwitserse bergparadijs. Om daar de kunst van het nietsdoen verder te perfectioneren.
'Thuis' gekomen keek ik in de spiegel. Was dit de avontuurbeluste reiziger van weleer? De aktieman, altijd op zoek naar nieuwe horizonten?
De zomer van 2000 zal mijn geschiedenis in gaan als de zomer waarin ik een oude lul werd.
Het beviel prima!

Marcel Verreck