23-10-2000   Column Metro
MARATHON: RENNEN MAAR OOK STILSTAAN

Ooit voltooide ik de halve marathon (hardlopend) in 1 uur en 47 minuten. Dat was bijna 20 jaar en dito kilogrammen geleden. Maar toch, het is volbracht. Er zijn foto's van en ik heb een medaille. Onmiddellijk na het overschrijden van de finish (voor de niet-kenners: na ruim 21 kilometer) besloot ik dat mijn verrichting een unieke prestatie was en dat ook zou blijven. Het getuigt van weinig fantasie om zoiets te herhalen. De glans der eenmaligheid dient behouden te blijven. Ik was dat jaar overigens optimaal geprepareerd, wat een uitvloeisel was van een dom ongeluk in een Friese discotheek. Aangewakkerd door alcohol in mij en vrouwelijk schoon rondom mij had ik bij een woeste dansbeweging mijn enkelbanden gescheurd. Einde zeilvakantie. Steungips, loopgips, fysiotherapie. Vier maanden later kon ik weer voorzichtig hollen, maar aangezien je met een gipsen poot best op een barkruk kan zitten, oogde ik als Elvis in zijn laatste dagen. Ik zwoegde de kilo's eraf, sportte minstens één keer per dag en geraakte in superconditie. Voor mijn doen dan, want leg mij niet langs de meetlat van de echte toppers.
Afgelopen zondag ging ik even kijken bij de Amsterdamse Marathon die bij mij om de hoek langskomt. Vorig jaar was ik vroeger ter plekke geweest en had een viertal Afrikanen langs zien schichten met een snelheid die ik op mijn racefiets nog maar eens moet zien te halen. Het oogde alsof de winnaar een verblijfsvergunning zou krijgen.Ook vrij vooraan passeerde mijn collega Dolf Janssen, voor de verandering nu eens niet pratend, maar wel onnatuurlijk snel lopend. Mijn oprechte aanmoedigingen leek hij niet te horen, waarschijnlijk vielen zij ten prooi aan het Doppler-effect.
Dit jaar kwam ik veel later op het parcours en viel dus met mijn neus in de boter. Op mijn gemak kon ik kennisnemen van een regiment dappere kluners, die met een uiterste inspanning de bezemwagen nog achter zich wisten te houden. In diverse stadia van uitwoning strompelden ze langs, de laatste inktzwarte vijf kilometers tegemoet. Ja, ik had werkelijk alle tijd om dit menselijk wrakhout te bestuderen en als vanzelf gingen mijn gedachten terug naar dat ene jaar waarin ikzelf als atleet figureerde. Zo ongeveer moest mijn glorieuze prestatie er ook uit gezien hebben.
Tussen de verkrampte hoofden waren er ook glimlachjes te zien, de voorafschaduwing van de komende triomf: de overwinning op je zelf. In wat voor incourante tijd dan ook.
Deze tijd bejubelt de winnaars, met name als zij alle anderen hebben verslagen. We gaan voor goud! Zelfs een bronzen Olympische hockeyploeg is al onderwerp van hoon.
Van veel minder maatschappelijk belang wordt de strijd geacht waarin je jezelf weet te overwinnen . Toch ligt juist in die wedloop voor de meesten van ons de kans een winnaar te zijn.
Dit beseffende vat ik mijn buik in beide handen en hijs ik mij weer op de racefiets. Laat mij desnoods inhalen door een snorfiets, want het is zaak niet boven je macht te grijpen. En soms stop ik even bij het kleine kerkhof aan de rivier waar een vriend begraven ligt. We liepen indertijd samen de marathon. Hij was een leuke, sportieve jongen, die tijdens het joggen met een stompzinnig virusje onder de leden opeens onwel werd en overleed.
Ontroerd sta ik bij zijn graf met de plantjes van zijn vrouw en de verse tekeningen van zijn jonge kindertjes. De marathon van het leven gaat steeds harder en raast voorbij.
Maar stilstaan is ook een kunst.

Marcel Verreck