08-01-2001   Column Metro
WE ZIJN NOG LANG NIET UITGEKOOKT

Tijdens de kerstdagen heb ik het lichtend voorbeeld van de kroonprins gevolgd: ik heb mij gestort op het Argentijnse vlees. Smakelijk, omvangrijk en makkelijk klaar te maken. (En dan wil ik omwille van kies -en kuisheid graag benadrukken dat de vergelijking met de royale situatie van prins W.A. al voor deze laatste zin was opgehouden.)
Het lag ostentatief in de schappen: Argentijns vlees. Maar bedoeld werd eigenlijk: dit is géén Engels, Frans of Duits rundvlees en als u dit koopt krijgt u tussen kerst en oudjaar níet de gekke koeien-ziekte. Alsof je daarmee trouwens zou opvallen. Ik woon naast een supermarkt en blijf ook als geroutineerd binnenstadsbewoner de gedragingen van de alomtegenwoordige consument met verbazing gadeslaan. De beperkte parkeerruimte alhier garandeert boeiende taferelen wanneer iedereen tegelijkertijd zijn feestboodschappen in de auto gaat deponeren. Claxonserenades, vuistgevechten, totale verkeersconstipatie, dit als toetje op de onthutsende taferelen in de supermarkt, waar de menselijke koopspasmen de choreografie van welk ziek rund dan ook doen verbleken. Op Eerste Kerstdag (toen pas) heerste er een bovennatuurlijke rust in de straat en in die vredige ambiance stond ik voor het fornuis. Ik vind koken eigenlijk best leuk, maar eet -vanwege mijn werk (ha-ha)- vaak in een restaurant. Bovendien is mijn buurt voorzien alle mogelijke afhaalnationaliteiten en leef ik tussen supermarkten vol makkelijk maakbaar eten. Als je dan een zogenaamd vrij en ongeregeld leven lijdt, kan je die verlokkingen niet altijd trotseren. Ik schijn daarin niet de enige te zijn, want ik las ergens dat er nu al nieuwe appartementen worden opgeleverd zonder keuken dan wel met minimale klaarschietmogelijkheid. De jonge rijke professional ontbeert de tijd en de zin om aan de kookplaat te dansen, en laat zich -geld is geen probleem- door de oproepbare traiteur bedienen.
Aan de andere kant zie je dat juist het koken een steeds grotere rol gaat spelen in het verwerven van status, één van de belangrijke doelen in het leven van de Rijke Westerling. Er schijnt nog nooit zoveel luxe keukengereedschap te zijn verkocht. Maar goed, dat geschiedt natuurlijk op voorschrift van trendy magazines en veryupte dagblad-bijlages, maar of die set Siciliaanse uitbeenmessen en dat vernikkelde Bretonse escargotspiraaltje echt gebruikt worden is maar helemaal de vraag. Ik ben wel eens in zo'n spiegelende VT-Wonen-keuken vol onaangetast kookgerei geweest, en inderdaad, dat moest ik de eigenaars nageven: zo mooi, zonde om hem vuil te maken.
Nou, als ik eenmaal bezig ben, dan wordt die keuken ook gebruikt. Er zijn toch niet voor niets makkelijk te reinigen tegeltjes tot op borsthoogte aangebracht. En met zo'n Argentijnse biefstuk in handen waan je je al gauw een Joop, Cas of Jamie. Want dat is natuurlijk ook een weerspiegeling van onze welvaart : de nieuwe helden zijn de zogenaamde topkoks. De media hebben zich op het eten gestort, zodat je 's zondagmiddags op zo ongeveer alle tv-kanalen mannen met witte mutsen en lange messen in de weer ziet. Op die ene andere zender wordt het voorstadium van deze bijkans perverse vleesshows getoond: de natuurfilm. De hysterische aandacht voor voedsel is betrekkelijk nieuw in dit land van de stamppot, maar ook hier spreekt het aloude gezegde: der Mensch ist, wass er isst. Dat geldt ook in de vele landen waar voedsel echt een probleem is. Toen het Ethiopische voetbalelftal tijdens alweer een hongersnood een uitwedstrijd speelde, gooide aanhangers van het ontvangende land brood op het veld en wreven demonstratief over hun buik. Dat zal ons niet zo snel gebeuren, want wij zijn rijk en slim, en daarom nog lang niet uitgekookt.

Marcel Verreck