29-01-2001   Column Metro
DE VERLEIDING VAN JE EIGEN VIERWIELER

Ik voel hoe het gif van het automobilisme in mijn lichaam werkzaam wordt. Door omstandigheden heb ik sedert enige tijd een auto en steeds minder kan ik de verleiding weerstand bieden mijn Peugeotje gewoon te laten staan. Want nu ik hem eenmaal heb, wil ik hem ook gebruiken. Zo moest ik een tijd lang iedere donderdag naar Den Haag om daar tussen acht en tien 's avonds voor de NCRV-radio in perssociëteit Nieuwspoort twee politieke columns voor te lezen. Ik deed dat gewoonlijk per trein, maar, u begrijpt het al, op een zeker moment schoof ik voortdurend achter het stuur van mijn vertrouwde vierwieler, niet geremd door wel aanwezige voorkennis omtrent de malse files rond Schiphol. Om mijzelf langs de automobilistische maatlat te leggen, besloot ik onlangs weer eens ouderwets te gaan treinen en hier volgt het wedstrijdverslag van mijn vergelijkende warenonderzoek.
De tram is snel ter plekke, dat is altijd bij mijn halte, maar mijn auto kan ik zo instappen. Wegrijden is echter een ander verhaal, want sociaal parkeren is in de Amsterdamse Pijp een curiosum. Tussenstand Auto-Trein 1-1. In de tram kan ik zitten, toevallig, maar toch, in mijn auto is er altijd een zitplaats (2-2). In de auto word ik hooguit bedwelmd door mijn eigen vieze luchtjes en kan ik van muziek dan wel radio naar eigen keuze genieten (4-2). Maar in de tram heb je soms een leuk gesprek en kan je in principe de vrouw van je leven ontmoeten (4-4). Maar ook een zakkenroller (5-4). In de auto kun je een ongeluk krijgen (5-5), maar een noodstop in een Amsterdamse tram tijdens het spitsuur met als gevolg een Menselijk Domino D-daytje is ook geen pretje (6-5). In de tram kan je van de prachtige zonsondergang boven de gracht genieten, mits de ruiten niet bewasemd zijn door uitlaatgassen van medepassagiers, in de auto kan dat zonder ongelukken niet (6-6).
Op het station moet je een kaartje kopen, op het perron wachten en je de trein invechten. Op de Ringweg sta je ook in de file, maar veel comfortabeler (7-6). Doch daar suist de trein langs de wachtende auto's (7-7). De automobilist treurt echter niet, want die weet dat er straks nog moet worden overgestapt en het is altijd maar de vraag of de NS er in slagen de vertragingen op elkaar af te stemmen (8-7). In de auto is er bovendien de mogelijkheid hardop commentaar te leveren op de medeweggebruikers (9-7): 'Sterk gereden, Arie!' en 'Heel fijn ingevoegd, Mien!'Maar in de trein wordt er gecaterd (9-8), al doet de walm van de ribfluwelen forens naast je veel af aan het consumptieve genot (10-8). Daarentegen kan in je in de trein met een beetje ellebogenwerk lezen en schrijven en, niet onbelangrijk voor de scheppend kunstenaar, het menselijk ras bestuderen (10-10). En ze hebben er de Metro. (10-11). Maar ook de Spits (11-11). Aangekomen in Den Haag wandelt de treinreiziger rustig naar het Binnenhof (11-12) en hoeft geen duurbetaalde parkeerplaats te zoeken (11-13). Na afloop van het radioprogramma kan hij zich klem zuipen (11-14), wat op zich weer niet goed voor de gezondheid is (12-14). De automobilist kan aftaaien wanneer hij wil (13-14), maar betaalt meer en belast het milieu (13-16), terwijl de nachttrein en de onvermijdelijke taxi te Amsterdam (met angstig verstrekte fooi) de stand gelijk trekken (16-16).
Als levenslang treinreiziger ervaar ik dit gelijke spel toch als een nederlaag: het automobilisme heeft mij definitief in zijn greep. Tot ik vanochtend een schrijven van het Centraal Justitieel Incasso Bureau ontving: geflitst wegens te hard rijden. Eindstand Auto-Trein: 16-17. De auto verliest vooralsnog, maar wel op typisch Hollandse wijze: door een penalty.

Marcel Verreck