12-02-2001   Column Metro
MAAR ZE ZEIDEN WEL MENEER TEGEN ME !

Ik stap mijn huis uit, trippel als Fred Astaire langs sneeuw -en hondenpoepresten en zie aan de overkant vier jongens staan. Opgeschoten jongens, maar ook weer niet zo heel erg opgeschoten. De bierfles die elk in de hand torst is nog wat groot in verhouding tot hun lichaam. Ze staan heel cool te zuipen en spugen daarbij elke seconde een gelige kwat op de grond. Alsof ze nog aan het bier moeten wennen. De stoep, die op zich al genoeg decoratieve elementen bezit, oogt als een met vale zonnetjes bestrooid clownspak. (En natuurlijk fietste ik lang geleden ook met vriendjes, stoere verstikkende peuk in de mondhoek, door Haagse straten, 'Geile wijven!' brullend - wisten wij veel wat dat betekende, maar die formule was opgevangen uit de mond van een oudere broer en het scheen iets heel ergs te zijn).
Eén van de vier jongens heeft een laatste slok genomen, laat uiteraard een boer (die absoluut nog perfectionering verdient) en gooit de lege fles op de grond. En voor ik weet hoor ik me zelf zeggen: 'En nou pak jij die fles en die doe jij gewoon in de prullenbak verderop.'
De jongens protesteren. Ik moet me er niet mee bemoeien. En ik moet niet schreeuwen. En ik moet hen laten uitspreken. Het alomtegenwoordige woord 'respect' valt nog net niet. 'Jongens,' zeg ik, 'ik vind alles best, maar je gooit zo'n flesje toch niet zomaar op straat. Het is toch een kleine moeite...desnoods stop je hem hierin' En ik wijs op de vuilniszakken die al een halve dag verweesd aan de rand van de stoep op de gemeentereiniging staan te wachten.
En verdomd, het flesje wordt opgeraapt en onder luid gemopper keurig in een vuilniszak
geschoven. 'Nou, hartstikke goed,' zeg ik monter, maar niet minder stomverbaasd, en ik vervolg mijn weg in de richting van de nabije supermarkt.
Denk niet dat ik mijn gedrag betreur als een uitwas van opkomende ouderdom. Het lijkt mij normaal dat je medemensen ter verantwoording roept voor wandaadjes die ze in de openbare ruimte begaan. Mits je daartoe in de gelegenheid bent. Wanneer er drie zwaar bewapende gemaskerde mannen met een thermische lans in een geldwagen beginnen te snijden, dan ben ik daartoe natuurlijk niet in de gelegenheid. Maar over zogenaamde kleine openlijk gepleegde misdrijven hoef je je mond niet te houden. Met een toenmalige vriendin fietste ik ooit door het mooie oude Amsterdam, toen er voor onze neus een fietsslot werd gekraakt. 'Hee, ophouden,' riep ik en alle weemoed om mijn (op dat moment) tien gestolen fietsen zette zich acuut om in woede. 'Ben je gek,' siste mijn vriendin, 'doorrijden.' De dief maakte zich hevig vloekend uit de voeten -ik moest me niet met zijn werk bemoeien!- en wij fietsten door. Grote kans dat hij later is teruggekeerd om het karwei te voltooien, maar net zo grote kans dat hij op de vólgende gracht zijn betonschaar heeft laten zwaaien.
Zo'n zes jaar geleden presenteerde ik KRO's ASO-show (waardoor ik me in het echte leven opeens verantwoordelijker voelde en vaker dan normaal mijn mond opendeed). In dit programma werden dikwijls de reacties van omstanders op manifeste kleine criminaliteit met een verborgen camera gefilmd. Van een deskundige leerde ik toen het begrip 'verdunning van verantwoordelijkheid.' Soms zijn er teveel omstanders om aktie te ondernemen. Niemand wil het initiatief nemen. Maar soms is een brutale, dappere solo-actie verrassend genoeg om de misdrijver te stoppen.
Ik sta voor de supermarkt te praten met een buurtgenoot. Vanuit mijn ooghoek zie ik de vier jonge helden voorbij slenteren. Vanaf een zekere afstand klinkt een wrokkig, maar toch ook bijna ontroerend: 'Meneer, fuck you!'

Marcel Verreck