29-1-2002   Column Metro
EN DIT IS OOK MAAR EEN MENING

Deze keer zal het in Amsterdam anders verlopen. Mijn prognose: de stad wordt dit keer alleen van te voren feestelijk verbouwd en niet zoals gebruikelijk tíjdens de Koninklijke Evenementen. Als kleine aap zag ik op de televisie van Stappertje, zoals wij onze lieve buurvrouw en reserveoma juffrouw Stapper noemden, flarden van het huwelijk van Bea en Claus. Met recht 'flarden', want meer was er op het door een malse rookbom benevelde zwartwitte scherm niet te zien. Ik weet nog dat de volwassenen om mij heen zuchtten dat ze zoiets ook beter in Den Haag hadden kunnen organiseren. Toen enige tijd later Margriet met haar Flappie in het huwelijk trad, inderdaad in onze stad, gebeurde er dan ook niets. Verder herinner ik mij een eindeloze reeks royale doopplechtigheden, die wij trouw bekeken en waarbij onze kroonprins als kleine blonde page meestal een prominente, ontregelende rol speelde. Terwijl er een zoveelste broertje of neefje door het doopvont werd gehaald, buitelde hij ongehinderd door enig ouderlijk gezag door de kerk, daarmede grote vertedering opwekkend. Toen nog wel.
In 1980 was ik er als pril studentje in Amsterdam zelf bij. Ik heb die hilarische troonbestijging van Beatrix hier al eens beschreven, dus ik zal er verder slechts dit over zeggen: de hele stad voelde, wist al bijna zeker, dat het mis zou gaan. Inmiddels zijn we twintig jaar verder en is het land zoveel rijker, materialistischer en dus onverschilliger en oppervlakkiger geworden dat er zelfs in onze hoofdstad een bovengemiddelde Oranje-tolerantie heerst, om niet te zeggen een Maximania.
Het volk is door plat televisiedrama en roddelbladen inmiddels voldoende geconditioneerd uit het publieke leven de soap te pikken die het wil zien. Het omvangrijke Koningshuis levert hierbij een van de succesvolste series op. Ik heb de tragi-komische pogingen van de Oranjes hun Hooggestemde Verbondenheid met het Nederlandse Volk te bestendigen altijd met welwillendheid, ja zelfs sympathie gadegeslagen. Enig medelijden was bij het folkloristisch spitsroeden lopen (en andere Oudhollandse spelen en ambachten) ook beslist op zijn plaats.
Maar de 'een mening'-uitspraak van Willem-Alexander onlangs heeft mij ineens helemaal doen afknappen op deze ooit zo dappere dodo, die zo krampachtig een volwassen man acteert. Toen het Nederlands voetbalelftal in 1978 naar Argentinië ging om daar uiteindelijk zijn tweede WK-finale op rij te verliezen, was ik 17 en met mij wist het hele land (en de rest van de westerse wereld) dat de junta in Argentinië mensen liet verdwijnen. Deze berichten stonden dagelijks in de krant en bleken spoedig, zo af en toe geïllustreerd door gruwelijke ontdekkingen, waar. Dat pappa Zorro daar behalve drie loze vermissinkjes niets van zegt gemerkt te hebben, is al walgelijk, maar dat de kroonprins (afgestudeerd historicus) deze man op dit punt in het openbaar verdedigt, doet vermoeden dat hij op zo'n moment over dezelfde geestelijke vermogens beschikt als zijn geliefde grootmoeder thans. Is dit louter blinde verliefdheid? Ik vrees eerder een residu van de eeuwenoude old boys network-arrogantie: andermans leed kan ze uiteindelijk geen reet schelen. Een mentaliteit die mij op mijn ballerige middelbare school (toevalligerwijze ook een tijdje de zijne) al zo tegenstond. En opeens ga je dan ook die zogeheten Diepe Band van de Oranjes met het Nederlandse volk anders bekijken. En ja hoor, wat past die opportunistische stinkendrijke multinationale Familie eigenlijk goed bij onze plompe handelsnatie met zijn gelegenheidsmetafysica. Misschien is Nederland in twintig jaar niet eens zoveel veranderd, Amsterdam is dat blijkbaar wel. Niet dat ik graag rellen wil, maar deze amechtige Oranje-verering ontloop ik graag. Als u me zoekt, ik zit op een berucht Caraïbisch eiland. (Niet met zo'n oranje pakje aan, gelukkig!)

Marcel Verreck