18-2-2002   Column Metro
MOOI EN SLECHT IS DE CUBAANSE WEG

Er leven 12 miljoen Cubanen - althans op het eigen eiland - en volgens mij heb ik ze allemaal gezien. De meesten stonden te liften. Aan mij hadden ze niets, ik ben enkel gestopt om de weg te vragen. In de luxe huurterreinwagen, waarmee wij de flink bekraterde wegen van het enorme eiland twee weken lang bereden hebben, was zogenaamd geen plaats. Kruispunten zijn overbevolkt met naar vervoer smachtende mensen. Het lijkt een vluchtelingensituatie, maar het is de dagelijkse realiteit. En Cubaanse vluchtelingen reizen over het algemeen met bootjes.
Cuba, het land van de belofte, heeft enorm veel bushaltes, maar een stuk minder bussen. Bovendien zijn de bussen die rijden volgens het bord boven de voorruit nogal eens onderweg naar Deventer of Amstelveen. Verrassend nieuw in het Cubaanse wagenpark zijn deze oude NZH-barrels, die ongetwijfeld uit solidariteit door ons streekvervoer op Cuba zijn gedumpt. Het blijft een bijzondere ervaring als je tussen de suikerrietpluimen opeens zo'n geel vehikel richting Arnhem Kronenburg over de weg ziet stuiteren.
Het andere verkeer op de weg, voor zover aanwezig, is zeer gevarieerd. Sinds tien jaar geleden de Russische subsidies stopten, nemen mens -en dierkracht in het vervoer weer een prominente plaats in. Ossenkarren, galopperende paarden (uiteraard heeft de berijder hoed en lasso), fietsen, knetterende brommertjes, zwaar walmende doodvermoeide vrachtwagens en een ongekend aanbod aan klassieke automobielen. Ook veel beoefend wordt de traditionele Caraïbische wandelgang, een combinatie van sloffen en deinen (Cuba kent geen billoze vrouwen!) van grote landerige schoonheid. Met de alomtegenwoordige muziek in de lendenen. De mensen zijn over het algemeen prachtig en veelkleurig, het Cubaanse volk heeft zijn wortels -mede dankzij onze slavenhandelende voorouders- over de hele wereld. Fidel Castro heeft het racisme afgeschaft (zoals ook de werkloosheid en het analfabetisme) en zo oogt het ook: soms denk je langs een of ander magistraal met palmen en verandahuisjes afgezet weggetje een verdwaalde tourist te zien lopen, maar dat is gewoon een blanke Cubaan die net zo arm is als zijn gekleurde landgenoten.
En veel schoolkinderen zie je, want daar heeft de bebaarde roerganger uit Havanna ook voor gezorgd: onderwijs en gezondheidszorg zijn op Cuba bovenmatig goed. Dankzij deze revolutionaire inspanningen is het de Cubaan vergund te sterven aan kanker of een hartaanval in plaats van aan honger of besmettelijke ziekte. De heldendaden van Fidel en het grote ikoon Che Guevara worden op bont beschilderde borden langs de kant van de weg breed uit gemeten. Een van de mooiste was: Socialismo=Efficiencia.
Tot zover de theorie. Feit is dat Cuba, in potentie een der rijkste Caraïben, door zijn afwijkende economie en door de naargeestige Amerikaanse handelsboycot, op het randje van de afgrond balanceert.
In Santiago de Cuba, de zuidelijke stad waar ooit de revolutie begon, wordt ons door twee jonge Cubanen gemeld dat volgens hun schatting 90% der Cubanen tegen het systeem is. Er zullen genoeg dubieuze redenen zijn, waarom je van deze oppositie zo weinig verneemt.
De revolutie wordt binnenkort 43 jaar, ik ben zo ongeveer van dezelfde leeftijd, en heeft voor mij altijd, zelfs nu ik het land gezien heb, iets sympathieks gehad. Maar ja. De oude Castro heeft zijn laatste troef moeten uitspelen: de touristen en vooral hun dollars worden binnengehaald. De schitterende stranden worden bevlekt met luxe all inclusive hotels voor de rijke, vaak oudere buitenlander, die als een aangespoelde potvis in tropische zon ligt te garen en niet eens weet in wat voor land hij zich bevindt.
Hoe zal de weg verder lopen voor dit buitengewone eiland? De situatie op het Cubaanse asfalt geeft het antwoord: geduld hebben en voorlopig veel banden plakken.

Marcel Verreck