3-6-2002   Column Metro
GLIMLACHEND RONDDOLEN IN JE EIGEN ROMAN

En dan heb je dus opeens leeftijdgenoten die al diverse carriéres achter de rug hebben, of een aantal zwaar alimenteuze echtscheidingen, maar ach, laat ik wat dat betreft over mijzelf ook maar zwijgen. Je hebt leven vergaard, belevenissen verzameld, een scala aan verfrissende dommigheden begaan en zowaar zelfs wijsheid verworven. Tijd voor de milde glimlach van de terugschouwende veertiger.
Ik zit met mijn oude studievriend Jan Luitzen op het zonnige terras, waar de weerbarstige meiwind menukaarten tussen de tafels doet dwarrelen. Jan heeft een krachtige roman gepubliceerd, zijn tweede boek en de titel luidt Opportunist. Het behelst de vriendschap en rivaliteit van twee in een snackbar werkende studenten (en nog veel meer), maar het pikante schuilt in het feit dat de schrijver heeft geput uit ons gemeenschappelijk verleden. Begin jaren tachtig studeerden wij Nederlandse Taal -en Letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De stad zinderde van de krakersrellen, Beatrix werd met veel vertoon van machteloosheid gekroond, maar de VU, uitgevoerd in ontmoedigend beton, bevond zich in de ooit door Frans Halsema zo treffend bezongen tuinstad Buitenveldert. Een geometrisch patroon vol dorpse verveling met af en toe een plukje winkels, bij westenwind (dus: wanneer niet?) van geluid voorzien door huilende vliegtuigen.
Ondanks het gedoe verderop in de stad, concluderen Jan en ik dat we nou niet bepaald behoren tot 'een hemelbestormende generatie'. Maar in een splinternieuw studentenleven is de geringste rimpeling al van revolutionair belang. Met plezier heb ik in de roman van Jan gelezen hoe hij personen en voorvallen ten behoeve van zijn fictie heeft gebruikt en vervormd. Uiteraard let je daarbij scherp op je eigen contouren, maar voor zover ik kan overzien ben ik behoorlijk gespaard gebleven. Wat ook ergens wel weer jammer is: wie wil niet de duivel in andermans nachtmerrie zijn? Of desnoods de held (al dan niet met tragische afloop)? Ik was Jan bij het schrijven al behulpzaam geweest door het verstrekken van informatie over een theaterprojekt , waaraan wij samen deelnamen. De daaruitvoortvloeiende episode heb ik in concept gelezen, maar heeft uiteindelijk - om uiterst plausibele redenen- het boek niet gehaald. Maar dit materiaal, gevoegd bij datgene wat wel in de roman terecht gekomen is en de herinneringen die ons op het terras als hongerige mussen komen bezoeken, zorgt ervoor dat we moeiteloos door de tijd reizen. Diep weggestopte voorvallen en denkelijk verdrongen types dienen zich aan. Ik had dat laatst ook bij het bekijken van oude klassefoto's: moeiteloos rolden de namen van alle (!) klasgenoten eruit. Onze dialoog is doorspekt met uitroepen als 'o god ja die!', 'nee zeg, wat was dat een eikel!', 'dat was zij met die grote ...', maar ook 'ja, ja, wat een sukkels waren we eigenlijk'. Want tijdreizen incorporeert de weemoed van de tragi-komedie. Nu, zoveel jaren verder, kunnen er moeiteloos ongenadige conclusies getrokken worden. 'Jij knalde altijd al uit elkaar van de ambities,' krijg ik te horen. En wie ben ik omdat te ontkennen? (Al komt mijn literaire debuut pas over een paar maanden uit). Mijn vriend de auteur heeft niet lang geleden een van onze universitaire docenten gesproken. Die had hem eerlijk toegevoegd, dat hij verrast was dat juist Jan Luitzen zich literair had gemanifesteerd: 'Ik had mijn geld niet op jou gezet.' Zo zie je maar. We vragen ons af waar de boeken blijven van onze mede-studentjes. Waarschijnlijk voor eeuwig als ongesorteerde herinneringen in hun breinen. Tenslotte: Als straks, na de lading walgelijke gedenkboeken over Pim Fortuyn, de echte literatuur zich op de recente gebeurtenissen stort, wie zullen dan de vertellers zijn? En wat blijft er over van de realiteit waarin we nu ronddolen?

Marcel Verreck