23-09-2002   Column Metro

We moeten ons verzoenen met het gegeven dat de mens het sluitstuk van de evolutie is. De klapper! Want verder dan de mens zullen we voorlopig niet komen. Het fijnmazige evolutionaire bouwwerk, waar biologen zich nog eeuwen mee kunnen vermaken, vindt zijn eindpunt in deze moordende aap. Zie de ragfijne gratie van de libelle, de dappere dans van de amoebe, de machtige wiekslag van de conder, de fluwelen explosiviteit van de jaguar, maar ook de dadendrang van de paling, die naar de Sargasso-zee trekt om te paren: een gewoonte die het vergelijkbare sekstoerisme van de mens tot een armzalige voorziening maakt. Al deze inspanningen van de natuur resulteerden in een soort, die superieur heet te zijn, maar die naast Albert Einstein, Paul McCartney en Nelson Mandela, ook individuen voorbracht als Jimmy Janssen van Raay, Willibrord Frequin, Hans Kraaij junior en de presentatrices van Call TV. Ik hoop dat bio-, antropo- of andere logen mij corrigeren, maar ik vermoed dat er geen andere diersoort is, waarvan de kwaliteiten van de individuen zo uiteen lopen.
Deze overwegingen moeten meegenomen worden bij het beschouwen van het fenomeen van de sportbeoefening op gevorderde leeftijd. De legendarische mepper Bep van Klaveren sloeg als hoogbejaarde nog andere knarren tot moes, totdat hij van de bokser M. Hein zijn laatste uppercut kreeg. En er zijn veteranenwedstrijden waarbij zwaar pensioengerechtigden elkaar in een nauwelijks nog te herkennen tak van sport bekampen. In Nijmegen heeft een reeds half verstarde vrouw voor 123ste keer de Vierdaagse voltooid. We kunnen dit alles slechts met een flauwe glimlach bemoedigend noemen. Want naar mate de jaren vorderen, tanen de krachten en rest ons niets dan reflectie op de eigen aftakeling.
Zo heb ik zelf veel op mijn racefiets gezeten de laatste tijd. Mijn trouwe blauwe rijwiel, een Gitane uit begin jaren tachtig, is door een beschermd overdekt bestaan nog een redelijk glimmende veteraan. Soms kreunt er een cranckstel, dan weer dien ik een rafelende trapper te vervangen, vreemde spaken hebben in de wielen probleemloos asiel gevonden, maar het slanke frame heeft elke gewichtsvermeerdering van de berijder moeiteloos doorstaan. Zelf ben ik in de tussentijd al meerdere malen volledig vernieuwd, geen cel in mijn lichaam was op de dag van mijn aankoop bij Rijwielhandel Quist in de Scheveningse Badhuisstraat al aanwezig.
Nooit heb ik op mijn fiets een kilometerteller laten monteren, of een snelheidsmeter, allebei erkende ontkrachters van sterke verhalen. Maar ik kan me nog wel herinneren dat ik in zeven kwartier met een stevige zuidwester in de rug van Den Haag naar Amsterdam sjeesde. (Dit gemiddelde halen profrenners overigens op de steilste Pyreneeën-helling bij een temperatuur van 38 graden Celsius). En ik heb de Ronde van Noord-Holland voltooid. Met twee zeer langbenige vrienden en een roedel andere liefhebbers zoefden wij in een waaier over de dijkjes. Tenminste dat denk ik, want ik heb die dag van Noord-Holland niet veel meer gezien dan het asfalt dat onder het achterwiel van mijn voorganger wegsuisde.
En nu doorkruis ik de Nesciose polders nabij Amstel en Angstel en de weidse Waterlandse velden. Elke andere eenzame fietser in volle vaart passerend. Soms vind ik op mijn pad een echte wielrenner, te herkennen aan de ware wielrentrui, bij voorkeur geel, zodat je hem, wanneer hij je voorbijgeflitst is, nog wat langer aan de horizon kunt volgen. Een enkele maal krijg ik in mijn eigen kleinzielige competitie te maken met een gewone fietser. Ik riskeer een totale verzuring om die voor te blijven. Laatst besloot ik wegens een twijfelachtige achterband niet ver van huis te gaan en -o triomf- ik was gedurende drie kwartier de snelste man van het Vondelpark!

Marcel Verreck