18-11-2002   Column Metro
EN ALLES GAAT GEWOON DOOR

De try-out is in Voorburg, sedert mensenheugenis stevig in de houdgreep van mijn geboortestad Den Haag en wijkplaats voor muizige middenklassers en ambtenaren die uit fantasieloosheid maar keurig geworden zijn. Voor aanvang van het optreden dineren we in een 'petit-restaurant', een gelegenheid die een compromis tracht te vinden tussen het formica van de snackbar en de onbelemmerde gastvrijheid van vier à vijf oriëntaalse keukens. De lichtbakken aan de muren vermelden een ontelbaar aantal gerechten, maar je weet dat alles wat je bestelt prompt geleverd gaat worden. (Ooit bestelde ik met mijn humormaten in een Chinees restaurant 'eenmaal nummer 412'. Het Chinese gelaat van de ober toonde verwesterde trekken van verbazing: 'Maar de lijst (hij bedoelde dit keer niet de 'rijst') gaat maar tot 345!' Ik legde hem uit dat ik met 'eenmaal nummer 412 eigenlijk twee maal 206 bedoelde' - was dat lachen!)
Maar inderdaad, het gevraagde voedsel ligt binnen de kortste keren op je bordje en verder is het smullen van het va et viene van de vaste klanten. Aan het tafeltje naast ons zitten twee meisjes van een jaar of vijftien een giga-stick en een mexicano weg te werken. Hun conversatie is oorstrelend voor de liefhebber van 's lands mooiste dialect, het Haags. Omdat ik niet meer zo vaak in deze regionen vertoef, geniet ik des te meer van de onbekommerde, lome klanken.
Op de stoep voor het eethuisje wordt met grote vanzelfsprekendheid een busje geparkeerd en twee onmiskenbare loodgieters komen de zaak binnen. Een zwaar bebuikte blanke kerel en zijn jongere maat, die uit multi-culturelere klei is gebakken, maar beiden bestellen in authentiek Haagse tongval met opmerkelijk gemak een exotisch gerecht en (dat natuurlijk nog wel ) een pilsje. Tja, ook al woon ik niet meer in deze streken en kan ik de zaak niet meer in de gaten houden, de opleidingen tot Hagenees funktioneren nog steeds. Welk Irak er in de fik gestoken wordt, welke Rosenmüller de handdoek in de ring gooit, welk hysterisch narcistisch halftalent zich genietend laat pijnigen door de wrede jury van het televisieprogramma 'Idols' en welke geliefde uit het hart of zelfs uit het aardse bestaan vertrekt, het leven gaat onverstoorbaar door.
Vanaf het tafeltje van de twee meisjes klinkt een volbloed 'zij zeg tegen mijn'. De loodgieters zitten harmonieus zwijgend op hun babi pangang te kauwen. De juiste Haagse staar in de ogen, meer aanleiding dan een iets te zwaar beladen voorbijganger is er niet voor een dodelijke opmerking.
Is het wreed of geruststellend, dat de dagelijkse gebeurtenissen zich niets aantrekken van het gewoel op het wereldpodium, dat ik straks in het theater weer zo ijverig zal bespreken?
Laatst was getuige van het uit het water halen van een boot. Een procedure die per dag in de wereld miljoenen malen plaats vindt. Er werden oersterke kunststof banden onder water om de kiel getrokken en de hijskraan tilde met groot gemak het jacht als in een netje uit het IJsselmeer. Druipend en machteloos hing het zeilschip in de bleke novemberzon. Licht spartelend in het briesje, een vinvis op het droge. Nog even ontheemd, maar binnen de kortste keren met de uiterste precisie op de bok van zijn winterstalling geplaatst.
Bij de mannen die dit secure werk verrichtten ontbrak ieder spoor van paniek. Zij waren overtuigd van hun kunnen, de sigaar werd er niet voor uit de mond genomen. Terwijl de eigenaar van het jacht de handelingen quasi-nonchalant met toegeknepen billen volgde, klaarde men achteloos de klus. De zwaartekracht werd in gijzeling genomen, zoals dat al jaren geschiedde. En bij de steiger meldde zich het volgende schip om naar zijn winterplek te worden gebracht.

Marcel Verreck