02-12-2002   Column Metro
DAN MOET JE MIJN ZUSTER ZIEN !

Mijn zus bereikt vandaag een prachtige leeftijd, die ik uiteraard niet zal vermelden, maar die met een passende viering is omlijst.Het mooie van dit soort mijlpalen is dat ze het beste in de mens naar boven halen. Alle achteloze affectie, sluimerende liefde en vanzelfsprekende lotsverbondenheid worden heel even manifest. In de vorm van geschreven woorden, luidruchtige feestredes, veelzeggende omhelzingen en veel lach en (soms ook een beetje) traan.
Het blijft een even vertederend als raadselachtig fenomeen: het broeder- dan wel zusterschap. Een hoogbejaarde tweeling bijvoorbeeld. Je ziet ze weleens op televisie. Allebei een eigen leven achter de rug, maar toch voor eeuwig met elkaar verbonden in gedupliceerde kaalheid, rimpelpatroon en gebroken stemgeluid.
In het stripboek 'Sjors en Sjimmie op Schiermeeuwenoog' van Jan Kruis verschijnt op een zeker moment een suspecte, gedrochtelijke middenstander (voor zover ik me herinner een lugubere drogist). Eén van de helden verzucht bij het aanschouwen van 's mans afschrikwekkende tronie: 'Nou, zo'n exemplaar is volkomen uniek'. Op het volgende plaatje sloft een identieke tweelingbroer binnen. Willy en René, Frank en Ronald, Jan en Nico (Haasbroek), het blijft een speling van de natuur. De erosie van het leven zorgt voor wel voor kleine uiterlijke verschillen, maar de grap van de verdubbeling blijft in takt. Bij broers en zussen, die geen al dan niet identieke tweeling zijn, valt mij op dat zij, naar mate ze ouder worden, juist meer op elkaar gaan lijken. En dan heb ik het vooral over de buitenkant, al is daar met behulp van plastische chirurgie in geval van nood wel iets aan te doen. Je zal maar de broer zijn van ...(vult u hier uw favoriete gehate Bekende Nederlander in)
Vroeger vond ik niet dat mijn zus en ik bovenmatig veel op elkaar leken. Zo'n constatering wordt vaak door een derde gemaakt. Een voormalige geliefde zou mijn zus ontmoeten bij een van mijn theatervoorstellingen. Met een grote smile vertelde ze na afloop: 'Ik herkende haar meteen.' De gelijkenis wordt natuurlijk ook vermeerderd met de lichaamstaal, de stem en de algehele manier van doen. Die genetische verankering bepaalt ook het brede spectrum van dit soort relaties. Van verstikkende innigheid tot wrevelige afstandelijkheid, niet zelden resulterend in een (al dan niet tijdelijke) breuk. Want op de weg naar de volwassenheid moeten er ketenen afgeworpen worden, al gaat dat vaak op een milde wijze, waarbij liefde, respect en wederzijdse trots in stand blijven. Zelf ben ik erg dankbaar dat ik een zus heb. En dan ook nog eens deze! Je moet het maar treffen. Met veel vrienden en vriendinnen ervaar broeder -en zusterschap, maar zij is de getuige van het prille begin (en dat is wederzijds als je niet zo veel scheelt in jaren) en de halve woorden waaraan je met elkaar genoeg heb blijven uniek.
Nu we de dappere alleswetende dodo Boudewijn Büch betreuren, denk ik aan de ranzige entrée in televisieland van het beruchte Büch-broertje Menno. Bij alle verschillen tussen de heren, kan ik mijn primaire reactie nog goed herinneren: 'Ja hoor jongens, dat kan je zo zien, dat is z'n broer!'
Het blijft een mooi raadsel, het broeder -en zusterschap, een geschenk van de natuur, dat we moeten koesteren in deze tijd van (quote Balkenende) 'onder vuur liggende normen en waarden.'
Want uit Italië bereiken ons nu berichten dat de eerste gekloonde baby aanstaande is. Dan is je vader dus je broer! En dan ben je volgens mijn berekeningen dus ook nog eens je eigen oom. Wat een vooruitzicht! (Met een oom moet je het maar treffen). Nee hoor, geef mij maar een zus. Van harte! En nog heel veel jaren!

Marcel Verreck