24-02-2003   Column Metro
HET JONGETJE ZONDER NAAM

In hoog tempo zijn mijn kinderboek -en jeugdtelevisiehelden filmsterren geworden. Pietje Bell rent wandvullend door de bioskopen, 'Ja zuster, nee zuster' dingt mee naar een Berlijnse filmbeer, Kruimeltje gaat op voor een Oscar en dan komt nu het bericht dat ook 'Floris, the movie' in aantocht is. Ridder Floris van Rosemondt en z'n mysterieuze, slimme compaan Sindala waren dé zwartwithelden van de Middeleeuwen (de historische en die van de Nederlandse televisie.) Hun spannende avonturen, door een jonge Paul Verhoeven met boertige humor en veel 'houtje-touwtje -special effects' vormgegegeven , werden op ieders schoolplein nagespeeld.
Zou men de oude Rutger Hauer kunnen verleiden nog eenmaal vastgeniet aan zijn paard langs veld en beemd te klotsen? (Een groot ruiter was hij niet, wel een adembenemende held).
Waarom die hausse aan verfilmingen van jeugdboeken? Natuurlijk, het zuivere goud dat de magische bezemsteel van Harry Potter in de zakken van schrijfster en filmproducenten weet te vegen, speelt een rol. Maar ook het feit dat de kleine kinderen van eertijds nu goedboerende consumenten zijn geworden. En is de veertig eenmaal in zicht, dan begint de nostalgie met zijn ellebogen te werken. Ik heb eens een bevriend acteur een banvloek horen uitspreken over de op handen zijnde verfilmingen van het oeuvre van Annie M.G.: hij vond dat je het kind niet zijn eigen voorstellingen mocht afnemen. Ik weet eigenlijk niet of hij al in één van die (succesvolle) films heeft meegespeeld. Het zou me niets verbazen, acteurs zijn plooibaar. (En zeker hij.)
Zo komt de jeugd, dat nevelige land van de herinnering, steeds vaker onder spervuur te liggen van de verpletterende audio-visuele magie. En dan heb ik nog niet eens gehad over de verfilming van des kinds eigen leven.
Er bestaan van mijn eerste 25 levensjaren maar heel weinig bewegende beelden (van de periode daarna, vrees ik, veel te veel). Maar wordt nú maar eens geboren. Zelfs bij je eerste echo sta je erop en wanneer je onder heikele omstandigheden uit de moederbuik wordt gelanceerd, draaien de camera's. Filmen is zo makkelijk, goedkoop en verslavend dat men zich kan afvragen of er voor het kind nog ruimte overblijft om onredelijk mooie, grote en rare dingen te verzinnen. Die het later ook heilig kan volhouden, zonder de naargeestige correctie van een filmpje. ('Nee, kijk dan, dat was maar een heel klein hekje.')
Mijn raad: ook al zullen alle grote jeugdepossen (inclusief je eigen) uiteindelijk aan verfilming ten prooi vallen, bewaar in ieder geval je eigen versie.
Van één boekje hoop ik dat men afblijft. Al zou het goed kunnen dat van het eenvoudige verhaaltje en de grappige tekeningen allang een animatiefilmpje is gemaakt. Het boekje heet: 'Het jongetje zonder naam'. Het was het eerste boekje dat ik op eigen kracht kon lezen. Het betreffende knaapje woonde alleen in een groot huis en kon doen, laten, eten en drinken wat hij wilde. Op de tekeningetjes zag je hem dan weer dik van de pannenkoeken, dan weer met ongeknipte haren en nagels, maar natuurlijk ook bemodderd dansend in de plassen. (Je zou kunnen zeggen: zoals veel kindergodjes nu). Maar u raadt het al: het jongetje was niet gelukkig. Er volgde een zoektocht naar het geschikte gezin en de laatste bladzijde toonde zeven figuren (twee grotere daarbij) in een blije rondedans.
Ook had-ie een naam gekregen, dat jongetje zonder naam. Die ben ik vergeten, logisch: eens een jongetje zonder naam, altijd een jongetje zonder naam.
Maar denk er eens een moment aan hoe makkelijk de diverse normen-, waarden-, krijgs- en zedenmeesters dit eenvoudige sprookje naar hun hand kunnen zetten. En huiver.
Ik koester mijn eigen jongetje zonder naam.

Marcel Verreck