05-03-2003   Column Metro
UITEINDELIJK TOCH EEN MAN VAN YESTERDAY

Ik heb Johan Cruijff zien voetballen. Ik heb Nelson Mandela door een Amsterdamse gracht zien varen. En ik heb nu dus ook Paul McCartney zien optreden. Bij die gelegenheid zag ik ook het Arnhemse Gelredome van binnen, een gebeurtenis die gezien de stand van zaken bij Vitesse wellicht binnenkort unieker zal blijken te zijn dan men nu vermoedt.
Goed, ik ben een Beatles-fan en bezit ook veel van McCartney's post-Beatles albums, maar ik bezoek vrijwel nooit popconcerten, omdat ik geen liefhebber ben van veel mensen bij elkaar in een beperkte ruimte. Mijn cabaretpubliek is mij bij deze doctrine altijd zeer ter wille geweest.
Maar dankzij mijn vriend Paul P., die een kaartje over had (voor een plekje op veilige afstand van het gewoel) en vooral dankzij de gouden tip van mijn overbuurvrouw om een verrekijker mee te nemen (hoe wist zij dat ik er één bezat?) had ik een prachtige avond. Het Parool beoordeelde het concertpubliek als 'mat', ik vond dat wel meevallen en was allang blij dat in ons vak niemand al bij de eerste tonen van 'Hello Goodbye' op zijn stoel klom. Natuurlijk, tijdens de finale, na ruim twee en half uur perfect gespeelde hits, rees men overeind en werd de kans steeds groter getroffen te worden door langsvliegend overgewicht van rondhossende middelbare Hollanders. Als altijd voorzien van de authentieke lompe motoriek, die hen in verre landen zo herkenbaar maakt in de menigte.
De gevorderde leeftijd van de toeschouwers was wellicht debet aan het ontbreken van stage-divers en crowdsurfers, maar ik registreerde wel een oprecht enthousiasme. En ook veel stil genot (in ieder geval bij mij). Een van de pret gloeiende barbapappa had zijn dochter meegenomen om haar de held te tonen waaraan hij in de sixties was blijven hangen. Zij staarde vertederd naar het zwiepende hoofd van haar verwekker. Des middags op de terrassen in hartje Arnhem kon je vele afgeleefde met Beatles-parafernalia behangen fans achter een bedaard biertje zien zitten en eenmaal in het Gelredome spotte ik een zelfs een hoogbejaarde dame met stok, gehuld in een McCartney t-shirt.
Sir Paul zelf is dan ook inmiddels zestig. Hij werd begeleid door strakspelende knapen, die jonger waren dan de meeste liederen, die men ten gehore bracht. Als een ware publieksspeler las de held boodschappen in een soort van Nederlands van zijn autocue en liet zich na elke vlekkeloze uitvoering van weer zo'n eeuwig nummer met opgeheven handen bejubelen. De onvermoeibare McCartney zong nog als een 'Blackbird', ik heb de man slechts eenmaal een slok water zien nemen.
Het was van een frisheid en vitaliteit die we niet gewoon zijn bij optredens van Levende Legendes. Zij dienen wankelend op het podium te staan, worstelend met de toonhoogte en in het door drank & dope aangetaste geheugen gravend naar de teksten die ooit hun generatie in beroering brachten. Kortom, met één been in het graf, dat is natuurlijk het mooiste.
Of al helemaal in het graf, en dan het liefst al lang, want jong dood, kijk, zo word je een held. Het is prachtig om een jongen van zestig te zien die met zoveel verve en klasse zijn verleden weet te reconstrueren. Maar het is ook verwarrend, omdat het ontmytholigiseert: de troostende kracht van het magische Beatles-orakel wordt 'vergezelligd'. Daar staat-ie en hij zingt het bloedstollende 'She's leaving home' en je drinkt er een pilsje bij. Goed, 'Eleanor Rigby' ontroert en 'Let it be' ook, maar bij de meest verwachte toegift maak je, ondanks de fijne avond, toch je keus: hij blijft dé man van, nee zeg maar: een man van 'Yesterday'.

Marcel Verreck