20-10-2003   Column Metro
NABIJ DE PLEK VAN DE MISDAAD

Twee weken geleden werd praktisch naast mijn huis Anja Joos doodgeschopt. Ik kende haar natuurlijk, maar wist niet hoe ze heette. Daar kom je dan zo achter. Opwinding en ontzetting in onze buurt. Maar ook - het blijft Amsterdam nietwaar - relativering: 'O, de Dirk van den Broek heeft niet alleen de klanten van Albert Heijn afgepakt, maar blijkbaar ook het personeel.' Een invasie van camera's volgde, het Gerard Douplein werd een bloemrijk bedevaartsoord en de verworpenen der aarde met wie Anja verkeerde beleefden hun tijdelijke roem als mede-lijders. Avonden achtereen opende het journaal met beelden van mijn straat en zag ik hoe alle hele en halve zolen van de Pijp aan diepteinterviews werden onderworpen. Want de dynamiek van alledag vermenigvuldigd met een gruweldaad betekent wereldnieuws.
Het was begin jaren zeventig toen ik voor het eerst in mijn persoonlijke omgeving de hitte van dat wereldnieuws mocht ervaren. De tijd dat de huidige paus nog een krachtige Poolse bisschop was en niet een zieltogende kerkleider die iedere zondag ten gerieve van de gelovige schaapjes als een vies laken over de balkonrand van de Sint Pieter wordt gehangen. Volgens eigen zeggen (hoe hebben ze dat in godesnaam verstaan?) heeft het Opperwezen Zelve hem de opdracht gegeven op deze wijze zijn Heilige Taak te blijven vervullen. Als God echt tot dit soort mensonterende taferelen heeft opgeroepen is dat een reden om onmiddellijk met geloven te stoppen. En zo mummelt Johannes-Paulus II op zijn laatste batterijtjes de paapse enormiteiten ('Aids gaat door het condoom heen!') die zijn holy ghostwriters hem onder de neus schuiven. Geen daad van liefde, deze exploitatie van het pauselijk symbool door de heren kardinalen die inmiddels de zaak bestieren. Maar goed, het Vaticaan is dan ook fel tegen herenliefde. De jaren zeventig. Een epoche, waarin we ieder jaar de Europacup 1 wonnen en we steeds meer kleine, stoute prinsjes van Oranje met lange blonde haren te zien kregen. Prins Johan Friso schijnt toen al gezegd te hebben: 'Sla Alexander niet dood, want anders moet ik koning worden.' En waarschijnlijk is hij toen ook begonnen met het bedenken van een geniaal plan (de prins is erg intelligent en dit is in het Koninklijk Huis blijkbaar zo opmerkelijk dat het telkens wordt gemeld) om inderdaad onder een (reserve)-koningschap uit te komen. En het is hem gelukt! (Men neme een meisje met een besmet verleden, dat zelfs de AIVD (met enige journalistieke hulp) in kaart weet te brengen en bingo, verlost van die narigheid!)
In deze periode werd ons land verrast met een hele serie gijzelingen, waarvan er één plaatsvond op een buitengewoon onvermoede locatie: de daders bevonden zich reeds in de gevangenis. Daar in Schevenigen gijzelden zij het gevangeniskoor 'Ut Captivi Gaudeant', bestaande uit meevoelende Rooms-Katholieke Hagenezen, met behulp van een wapen dat door een 'naieve' gevangenispater was binnengesmokkeld. Eén van de daders was de doorgewinterde crimineel 'Daan D., telg van de beruchte Haagse Denie-familie', zoals het dagblad De T. met veel gevoel voor privacy wist te melden.
Mijn grootvader zong in dit koor, sleepte zijn versleten lichaam trouw naar de gevangenis en sloeg nooit een uitvoering over. Juist toen hij één keer verstek liet gaan, vanwege familiebezoek, werd het koor gegijzeld. De wereldpers sloeg zijn tenten op nabij de huidige verblijfplaats van Milosevic. Uiteraard waren we als familie blij dat de oude Piet geen gevaar liep, maar na de succesvolle beëindiging van de gijzeling voelde ik als voorlijk knaapje toch een vreemd soort teleurstelling: opa was er niet echt bij geweest.
Maar van dat soort sensationele sentimenten ben ik na dertig jaar wel af. Bovenop het nieuws? Liever niet.

Marcel Verreck