11-12-2001   Column Metro
IK HEB HET TE DRUK VOOR EEN BURN-OUT

Ik houd geen dagboek bij. Wel noteer ik in mijn agenda waar ik ben geweest, soms ook met wie en wat ik daar uitvoerde. Het is grappig om te zien hoe bij het doorbladeren van een oude agenda de herinnering geactiveerd wordt. Een schijnbaar verloren in het wit hangende initiaal kan een hele dag vol verrukkingen oproepen. Een te beknopte aanduiding verschaft de mogelijkheid tot puzzelen: wat deed ik toen in Godsnaam? En bij het ogenschouw nemen van een bijbehorende datum is er soms ook verbijstering: Is dat al weer zolang geleden? Of: Ach ja, hoe zou het nu met haar gaan? Als ik in de toekomst toevalligerwijze de agenda van november en december 2001 onder ogen krijg, zal ik ongetwijfeld uitroepen: hoe heb ik dat allemaal voor elkaar gekregen? Weinig agendawit is mij deze dagen gegund en waar even ruimte in het schema lijkt te ontstaan, prijkt er op zo'n bedriegelijk lege pagina een omineuze term als: 'Inzingen studio.' Of: 'Delfzijl'. Kleine woorden met grote gevolgen. Op zulke dagen hoef je niet bang te zijn dat je tijd overhoudt. Wat dat betreft kan je maar het beste een goudvis zijn, met zijn geheugen van drie seconden. Want een mens is tot veel in staat, maar wat je uiteindelijk nekt zijn de nachtelijke zorgen over wat er nog allemaal moet gebeuren en het daaruit voortvloeiende slaapgebrek. In de afgelopen periode heb ik op het podium minstens één keer het gevoel gehad dat ik niet ver van een Tommy Cooper-imitatie af was. Voor de jongere lezers: dat was een populaire televisiekomiek annex goochelaar die zijn carrière afsloot met een hartaanval op het podium en daarbij onder enthousiast applaus in elkaar zakte. De uitzending was live, Tommy Cooper niet meer. Zijn laatste truc moet ook niet de mijne worden. En daarom staat mij te doen wat veel andere mensen ook niet lukt: aan de rem trekken en prioriteiten stellen. Als je beroerd en uitgewoond in je nest ligt. dan ben je van die noodzaak onmiddellijk overtuigd. Maar voel je je na een kleine helende comateuze periode de andere dag helemaal de oude, hup, dan moet het maar weer. Ik kan niet zeggen dat ik in mijn omgeving geen zorgwekkende voorbeelden heb te aanschouwen. Bij bosjes blijven de vrienden en vriendinnen thuis van hun werk, scheef van de stress en krom van de RSI. Met holle ogen wordt er lusteloos op de bank gehangen. Trainingspak aan, als machteloos overblijsel van hun ooit zo hyperactieve leven. Er wordt veel gehuild, men is permanent moe en ieder goed bedoeld telefoontje van het werk staat borg voor een acute verlenging van de ziekteperiode. Men is 34 en aan zijn tweede burn-out toe. Dit ondanks de intelligente maatregelen van de staatssecretaris Hoogervorst, die de voorlichting over RSI wil stopzetten omdat er inmiddels economisch onverantwoord veel RSI-lijders zijn. Alsof je na je jarenlang achter een computer te hebben sufgemuisd nog puf hebt om een modeziekte te verzinnen. Waarom doen mensen dit zichzelf aan? Holle zucht naar geld, status, erkenning? Meedenderen met de geloofsgenoten van het kapitalistisch fundamentalisme? Waar komt die arbeidsverslaving vandaan? Ach, ze doen maar, belangrijker is: waarom doe ik mezelf dit, ondanks alle verworven wijsheid en het leuke werk dat ik doe, aan? Daar ga ik binnenkort eens overnadenken. Eerst deze week nog even twee columns maken, een sketch schrijven en mijn belastingformulier invullen. Want ik voel me weer goed! O ja, en vanaf vanavond tot en met zaterdagavond sta ik met mijn cabaretprogramma 'Van Mars' in Theater Bellevue in Amsterdam, met op sommige avonden na afloop een klein concert door het bandje waarmee ik mijn CD maak. Iedereen welkom. (Als je tijd hebt!)

Marcel Verreck