29-05-2001   Column Metro
DE EEUWIGE LOKROEP VAN HET WATER.

Beetje zon, een vrije dag, en als lemmingen drommen de fileverslaafde Hollanders naar de zee. Het komische van domheid is de herhaalbaarheid. Zodat zelfs de meest miezerige profeet bepaalde stupiditeiten kan voorspellen. De stad verlaten, de wegen naar Zandvoort, Scheveningen en andere zanderige afwerkplekken geheel gevuld met auto's, je kan er op wachten.
Ik ben opgegroeid op minder dan een kilometer van het strand, dus ik heb makkelijk lullen: de zee, hoorbaar op ons balkon, was immer binnen handbereik en kon dus moeiteloos gemeden worden op deze beruchte gloeiende dagen. Dat ik woonde aan het uiteinde van het continent heeft mijn leven verbijzonderd, de dynamiek van eb en vloed, van storm en windstilte hebben mijn geest voor eeuwig getekend. En ik snap ook de bekoring van de fascinerende grens tussen land en water, alsmede de drang van de mens zich daar te bevinden. Al moeten ze er van diep landinwaarts voor komen, opgestuwd door de altijd zeezoekende Duitsers. ('Waarom graven alle Duitsers op het strand een kuil?' 'Ze willen ook wel eens op hun buik liggen!') Ook nu ik al meer dan de helft van mijn leven in Amsterdam woon, zorg ik ervoor dat ik vaak genoeg op goed getimede momenten naar mijn eigen Den Haag reis om de zee te zien, te ruiken en (bij hoge uitzondering) te voelen. De lokroep van het water, zilt en woelig, is een voormalig kustbewoner vaak te machtig.
Sedert kort heb ik nog een ander innig verband met het water in ere hersteld. Het Zuiderbad is na een lange renovatie weer opengesteld en iedere week bezoek ik dit fraaie zwempaleis in de schaduw van het Rijksmuseum. Ook in dit geval op een uitgelezen (lees: rustig) tijdstip, waarvan ik het wel uit mijn hoofd laat dat hier te vermelden.
Reeds bij mijn eerste bezoek kwam ik in een herwonnen wereld. De prikkelende geur van chloor, het gekwetter en geplons uit het bassin, dichtklappende kleedhokjes, ik was weer zeven en ging voor het eerst naar zwemles. De kaartjes worden in een totaal onthaast Caraïbisch tempo verstrekt, zodat je bij entrée van het bad al volkomen rustig bent. Nadeliger is deze handelingssnelheid voor degenen die reeds in badkledij aan de kassa een muntje voor kruidenbad, sauna dan wel zonnekanon/tosti-ijzer komen kopen. Op gure winterdagen heb ik ze zien rillen in de hal.
Verder is het bad vol baarmoederlijke warmte. Getooid met een hilarisch chloorbrilletje trek ik mijn banen (schoolslag dan wel borstcrawl heen, rugslag terug). Ik monster ruggelings drijvend de spanten van het dak, terwijl het woelige water over mijn leden spoelt. Het lichaam heeft een verbluffend vermogen tot herinneren: toen ik voor het eerst sinds vele jaren, dobberend op mijn rug, mijn handen, als ooit op zwemles, in mijn zij zette, voelde ik opeens stukken lichaam die er toen nog niet zaten. Nog zo'n frappant voorbeeld van het geheugen van het lichaam: afgelopen zomer snorkelde ik in de soepwarme wateren rond Bonaire. Toen ik afgelopen februari met dezelfde snorkel op bij Tenerife in de Atlantische Oceaan dook, was het water teleurstellend koud, hoeveel warmtewisselingen mijn lichaam in de tussenliggende tijd ook had doorstaan. Bij het aangesnoerde gevoel van een snorkel op mijn hoofd hoorde blijkbaar een geconserveerde temperatuur. (Voor degenen die mijn sensatie niet direct kunnen plaatsen: vergelijk het met het rijden in een andere auto. In het begin 'voel' je nog de vorige wagen die je bestuurde)
Zo zwem ik iedere week, samen met een aantal habitué's -je leert elkaar kennen!- in dat sympathieke bad ook even door de oersoep van mijn herinnering. En het is gezond, verfrissend en sportief! (En nogmaals, u begrijpt dat ik dag en tijdstip van deze trip zorgvuldig geheim houd.)

Marcel Verreck