15-5-2001   Column: Metro
HOE WREED DE LENTE KAN ZIJN...

Ooit dichtte ik: Ach, verlos mij van die pijnlijk mooie meiden/ die zich slank gebruind posteren/ in de eerste lentezon/ die je tergen met hun achteloos verleiden/ je doen lijden zoals nooit een kerel kon. Je hoopt natuurlijk dat dit soort kwellingen met het klimmen der jaren afneemt. Maar ja. Want weinig is zo krenkend/ als een waarlijk mooie vrouw/ ze toont je het verschil:/ wat je bent en wat je wou.De langdurige griepvolle winter heeft een tijd meegewerkt. Men schuifelde huiverend door de straten. Ook de vrouwen in duffelse dracht, met de geruststellende contouren van een goed gevulde boodschappentas, al het schone verstopt onder isolerende lagen. Maar ja. De natuur gaat zijn gang, en dan staan zelfs Erwin Kroll en Marion de Hond machteloos. Zij kunnen geen slecht weer meer uit de hoge hoed toveren en dan is daar opeens het dreigende woord 'hogedrukgebied'. Het kwik gaat oplopen, zo wordt ons zonder pardon toegelachen en ja, dan kan je het op je vingers natellen: Bloesjesdag is aanstaande. En ze praten en ze lachen op terrassen/Met hun zachte onbedekte/lichaamsdelen in de zon/en de hesjes waar ze zo volmaakt in passen/dat je wou dat je van tricot wezen kon.
Op Bloesjesdag, bij mijn weten een Amsterdamse uitdrukking, neemt de 'zoete pijn' een aanvang. De muisjes worden meisjes, werpen roekeloos hun kalmerende laagjes af en beginnen door de stad te fietsen in rokjes, die je nauwelijks nog zo kan noemen. Vaak met een dromerige blik in de ogen, alsof ze weten dat ze bij een onoplettendheid in het verkeer onder deze omstandigheden zeker niet zullen worden uitgescholden. Een lome nonchalance neemt bezit van hen, zij flonkeren als parels aan de kroon van de plotseling zo onstuimige natuur. Ze tonen je een uitzicht/en geniet daar dan maar van/want ze groeten en verdwijnen/naar hun snel gekapte man.
Ach, en ook ik heb menig lente doorgebracht met een schone dame aan mijn zijde. Leuk, maar niet zo onbekommerd als het lijkt. Want de meisjes in kwestie hadden hun ogen ook niet in de zak, zodat mijn blikken over het terras of door het park aan een nauwgezette controle werden onderworpen. 'Ik zag je kijken'
'Nee hoor, ik keek helemaal niet'
Jaja, dat hoort allemaal bij de situatie van het 'vervuld verlangen'. Soms probeerde ik dan weleens een tegenoffensiefje.
'Hij keek naar je.'
'Hè?'
Misschien is het nog wel het beste de hormonale wanhoop van Bloesjesdag te ervaren zonder je geliefde. Maar wel in de wetenschap dat zij elders onbekommerd op jou wacht. Ten einde jouw opgedane ervaringen op even hartstochtelijke als doeltreffende wijze te kanaliseren.
En dat brengt mij bij de droevigste variant: je hebt geen geliefde. Ach soms zit je met zo'n meisje wat te praten/ en ze lacht je toe, ze lacht om je/ ze vindt je best wel leuk/maar haar glimlach maakt je reddeloos verlaten/want waar jij doorboord werd/voelt zij zelfs geen jeuk.
Tja, het eerste zinnetje uit de Nederlandse literatuur luidt niet voor niets: Hebban olla vogela nestas hagunnan/ hinase hic anda thu. (Volgend jaar godbetere het motto van de Boekenweek). Alle vogelen hebben nesten begonnen, behalve ik en jij. Om mij heen zijn er mensen die deze situatie niet langer pikken. Er worden advertenties gezet en bureaus ingeschakeld. Nu ik zelf sedert enige tijd structureel ongebonden ben, volg ik hun aktiviteiten met interesse. Ik prijs hun moed: 'Dat zou ik allemaal niet durven.'
'Ja, ja,' klinkt het dan smalend, 'meneer durft niet, maar er wel een hele column over schrijven in Metro, met natuurlijk zijn e-mailadres er weer bij.'
Nou ja, alsof het dan opeens allemaal wél goed komt ! (marcel.verreck@ps.nl)

Marcel Verreck