NR.1, OKT/NOV '03   Column S1NGLE MAGAZINE
IEDEREEN IS SINGLE

Luister naar het relaas van deze ervaringsdeskundige.
Na vijfeneenhalf jaar (inclusief blessuretijd) was het definitief uit. De meeste tranen waren toen al gevloeid, maar we konden er met een 'goed gevoel' op terug kijken. (Het ultieme bewijs dat het echt over was.) En nog steeds zijn we innig bevriend, mede omdat er inmiddels wel weer 'het een en ander tussen heeft gezeten'.
Maar vlak na het uiteengaan zagen we elkaar niet en meden we elkanders buurt. Het was een herhalingsoefening, maar niet eentje waar je aan gewend raakt. Gelukkig werd er een nieuw cabaretprogramma van mij verwacht.
Het nieuw verworven vrijgezellenbestaan voorzag mij van een rijk thema. De tragi-komedie van de op zichzelf teruggeworpen man bezat vele bruikbare ingrediënten: het niet geheel opgeruimde huis, de alcoholische troost (ik heb nog nooit zoveel druivensap in één theaterseizoen gedronken), de voorverpakte maaltijd (honderd maal koude rode kool, tot die tijd mijn lievelingsgerecht (indien warm): voor de kunst doe je alles) en de al dan niet muzikaal ondersteunde lyriek van de eenzaamheid.
Ik profileerde mij als Dolende Desperado (zonder overdrijving ben je nergens) die met twee medelosers kansarme speurtochten ondernam in onze Amsterdamse wijk De Pijp. Vanzelfsprekend ontaardde onze scouting op de Vrije Vleesmarkt in deerniswekkende situaties vol bedenkelijke opschepperijen: 'Ik sta nog geen twee minuten in het nachtcafé, komt er een meisje op me af en die zegt: 'Met jou wil ik wel mee naar huis…maar dan moet je wel eerst m'n daklozenkrant kopen.''
Ook bezochten de drie desperado's van de Pijp (althans in mijn podiumverhalen) in een van der Valk-filiaal een sfeervolle 'dansavond voor allenstaanden'. Commentaar: 'Het was meer een sta-avond voor alleendansenden.'
Kortom, bij de gratie van de grote herkenbaarheid van het onderwerp kon ik uit mijn eigen pijn en ellende amusement en poëzie boetseren. Het stille vermoeden dat mijn zielige verhalen tot een toeloop van nieuw liefdestalent zouden leiden werd niet bewaarheid. Misschien was ik wel te gezond en te grappig op het podium en kon men zich niet voorstellen dat het mij aan effectieve affectie ontbrak. (Of was ik toch gewoon niet aantrekkelijk genoeg). Bovendien kun je mensen die uit medelijden verliefd op je worden maar beter mijden. En ach, laat ik eerlijk zijn, ondanks al deze stoere ironie en zelfspot was mijn verdriet heus niet meteen gekanaliseerd.
Na deze liefdesbreuk zijn er periodes geweest waarin ik mij wel en niet onder het regime van de officiële verkering schaarde. Maar één ding heb ik geleerd. Het uitoefenen van het singleschap is geen kwestie van burgerlijke staat, maar van staat van bewustzijn. Hoe vaak heb ik niet mannen, toevallig in gesprek geraakt met een veelbelovende dame, stiekem onder de tafel hun trouwring van hun vinger af zien wurmen. En zelf heb ik mij ook wel eens lafhartig op de vlakte gehouden, terwijl een nieuwe schoonheid met glanzende ogen naar mijn gebondenheid informeerde.
En daarmee kom ik tenslotte bij het goede nieuws voor dit tijdschrift: de afzetmarkt is onmetelijk, want iedereen, verliefd, verloofd, getrouwd, bigamerend of alleenliggend, kan in principe na één genadeloze allesverzengende blik een single zijn. Als je maar wilt!

Marcel Verreck