17-6-02   COLUMN STENDERS VROEG

Waar zijn wij in godsnaam terechtgekomen? Op Terschelling! Terschelling is een eiland, dat behalve Oerol nog tal van andere bijzondere produkten voortbrengt. Ze hebben hier bijvoorbeeld het verdacht alcoholistische goedje Schuttersbotter, bittersjitter, sjitterbapper, afijn, dat ik het niet helemaal meer kan uitspreken zegt al voldoende. Neem toch een glaasje, zeiden mijn Oerelvrienden, op een toon die wij kennen van de Romeinse soldaat uit Asterix en Obelix, die nadat hij door de Galliers in een boom was gemept altijd riep: Teken toch bij, zeiden ze.
Afijn, de volgende dag werd ik net op tijd wakker, om vanuit mijn bed Ieren te zien verliezen van Spanje. We hebben het hier over de middagwedstrijd. De Ieren verloren na penalties, maar dat is hun eigen schuld, moet ze maar niet een strafschop laten nemen door een man die Holland heet.
Ik ben voor de derde keer op Oerol en de laatste keer was al weer zo'n zeven jaar geleden. Dit jaar worden de bezoekersrecords gebroken en ik had al zo'n bang vermoeden. De pont oogde als de Filippijnse veerboot, die je wel kent van die kleine maar niet mis te verstane berichtjes op pagina 3. Overal rugzakken en opgetogen oudere jongeren in ongegeneerd getoond rimpelvel.Maar ik was al verrast om te kunne konstateren dat veganisten soms ook een vrolijke uitstraling kunnen hebben. Toch werd ik van die aanblik niet meteen heel vrolijk. In de krant las ik het bericht 'te weinig opvang voor zwaar gestoorden' ik keek om me heen en het verbaasde me niets.
Normaal gesproken ga ik naar de Wadden vanwege rust, ruimte en stilte, maar tijdens Oerol gelden andere wetten. Drie miljoen fietsers rijden als bezetenen over het eiland, hier en daar steekt een machteloos wenkende arm uit een drooggevallen sloot en als je je als stadsjongen echt helemaal thuis wilt voelen, dan moet je naar het centrale festivalterrein Westerkeyn, vanwaar we hier nu ook uitzenden.
Momenteel is het er verraderlijk rustig, want er is niemand behalve onze schreeuwlelijkers, euforisch door hun gebruikelijke slaapgebrek, maar buiten de hekken staat vanaf vanochtend half zes al een rij van driehonderd meter voor het kaartjesloket, want dat hier een evenement aan zijn eigen populairiteit ten onder dreigt te gaan, lijkt mij wel duidelijk.
Afgelopen zaterdag toen we hier met Spijkers met Koppen uitzonden leek dit terrein veel op mijn eigen overbevolkte Amsterdamse buurt De Pijp. De hele dag was ik bezig met het omhelzen van bekenden en het voeren van geexalteerde gesprekken. 't Is net de Parade, riep ik steeds uit, je weet wel dat festival dat ook als artistiek wrakhout is begonnen en nu een overcrowded target is voor de veel te hardwerkende dus ook te rijke VVD-jeugd die het vooral om het sfeertje, de rose en de fun gaat.
En ook Oerol trekt tegenwoordig allerhande verwend meelopersvolk. Ik stond toevallig even bij de snackcar aan de haven en toen riep er een Oerolganger, of Oerolgangster toen hij niet al te snel zijn juiste patatje opgediend kreeg tegen de snackcarbaas: Dan had je maar beter je best moeten doen op school Maar de eilanders zwijgen, en niet alleen omdat dat in hun aard ligt, maar ze tolereren, als volbloed commercielen, de overlast tien dagen lang, om daarna de dukaten te tellen.
Goed dat is een kant van Oerol, ik zal het er van de week vast nog wel over hebben. Maar er is ook nog steeds een tweede Oerol, het oorspronkelijke. Dat zie je als in het namiddaglicht over het groene eiland fietst en opeens op een stil weggetje belandt. In de verte zitten mensen in een duinpan naar twee bizar uitgedoste figuren te kijken die een vuurtje stoken. Op een verlaten tennisbaan ligt een evenzeer onbegrijpelijk theaterprojekt te wachten tot er iets fraais gaat worden uitgevoerd, evenzeer ondoorgrondelijk en natuurlijk met veel wrakhout en teertonnen. Op het strand zagen wij twee mannen in witte pakken onder duidelijk niet radio-3 compatible klanken met een slang twee enorme vuurtonnen aanblazen. Ook liep er een Arabisch uitziende man met theedoek op onduidelijke dingen te doen. Was dit een projekt van Al Quaida? Langzaam dwalen de ogen af naar de prachtige zonsondergang boven zee.
Want er is hier veel lokatiekunst te zien, sultuur met een c, die je aandacht weer eens vestigt op de omliggende natuur. De vele bastaardkinderen van de Dogtroep die zich hier met artistiek aplomp presenteren, laten je weer de zwaluwen zien, het gras ruiken, de muggen voelen. Het is weleens lekker om even niet na te hoeven denken over wat alles betekent of betekenen moet. Het eiland wordt hierdoor wel een permanente performance, wat is echt en wat is kunst of als zodanig bedoelde handelingen?
Ik zal jullie daarvan tot slot een pijnlijk voorbeeld geven. Opgewonden door de laatste resten slippersjatter in mijn bloed, de vermoeiende overbevolking op het festivalterrein en het vooruitzicht met Eric Dikeb een slaapkamer te moeten delen was ik en vooral mijn ademhaling wat hyper te pieper geraakt. Je kan er soms last van hebben, maar leuk is dit soort ventileren niet. Men gelieve om het onheil te bestrijden een plastic zak over het hoofd te plaatsen. Zo gezucht, zo gedaan. Mijn solidaire sadisten vrienden van Stenders Vroeg rolden over de grond van het lachen bij mijn benauwde aanblik. Het passerend publiek vermoedde grensverleggend straattheater. Toen ik na enige tijd opgelucht de zak van mijn kop trok, kreeg ik welverdiend applaus. Kijk, dat is Oerol. Tot morgen.

Marcel Verreck