05-01-05 |
|
COLUMN STENDERS VROEG OP
Waar ben ik in Godsnaam terecht gekomen? En op wat voor een
ongebruikelijk tijdstip? Want het is hier kwart voor zes in de middag,
dus dat is wel relaxed. Het is hier trouwens sowieso relaxed, want dit
is
Australië en dat is een heel relaxed land. Je zou kunnen
zeggen 'cool', maar dat zeg ik niet want het is hier tropisch. Niet
echt cool dus. Daar valt nog wel overheen te komen want de oceaan is
hier vlakbij. Maar daar hoef je dus ook niet altijd blij om te zijn.
Dat de oceaan dicht bij is. Dat was ie ook op het Thaise eiland
Phuket, waar ik anderhalve week geleden was en wat dat betreft mag ik
blij zijn dat ik er uberhaupt nog ben. Ik dacht rampen te vermijden
door Nederland enige tijd de rug toe te keren, maar helaas.
Ik heb mijn leven te danken aan mijn eigen luiheid, en ik zal tot het
eind der dagen die eigenschap blijven koesteren. Even verlost van het
moordende juk van Stenders Vroeg Op (elke donderdagochtend vroeg op)
was ik die bewuste tweede kerstzondag niet vroeg naar het
gebruikelijke strand gegaan. Wel een kerstontbijt genoten en toen
voelde ik dat mijn stoel trilde. Nu ben ik alweer even op
wereldvakantiereis, en dan drink ik 's avonds nog wel eens wat, dus
was het niet vreemd dat ik op dit uur de wereld om mij heen zag tollen.
Na het ontbijt ging ik heel sloom douchen. In de tropen ga je vaak
natter onder de douche dan dat je onder vandaan komt. Dit resulteert
in een eindeloos afdrogen, zo'n beetje als AZ dit seizoen met al zijn
tegenstanders doet.
Plotseling hoorde ik een geluid dat deed denken aan een laag
overkomend vliegtuig. Overal begonnen mensen te gillen. Toen ik uit
mijn bungalowtje kwam, zag ik waarom. Vrijwel het gehele
strandrestaurant was 30 meter landinwaarts verplaatst. De kustweg die
vlak achter mijn vakantiehuisje liep, stond onder water. Vissen
zwommen over de weg, alleen niet links, zoals in Thailand toch
gebruikelijk
is. Er was duidelijk iets aan de hand.
Er lag een complete bar tegen een palmboom, over stamgasten gesproken,
en in de schuimende golven
van de altijd zo lieflijke helderblauwe zee dreven honderden stoelen,
tafels en andere voorwerpen. In het restaurant dat tussen mijn huisje
en de zee gelegen was stond een meter water, die duidelijk niet was
besteld. Het restaurant had de klap opgevangen zodat mijn huisje en ik
ongedeerd waren gebleven. Maar de schrik zat er goed in, zeker toen er
even later weer een enorme golf dwars door de restanten van het
strandrestaurant kwam rollen. Het water reikte dit keer gelukkig niet
al te ver. Wat te doen? Overal hoorde je geruchten over de komst van
een nieuwe tsunami, nu geen 3 meter, maar misschien wel 10 meter hoog.
Dat zouden wij hier zeker niet overleven. Alle mogelijke termijnen
werden genoemd. Ik sprak allerlei mensen aan, van wie ik het vermoeden
had dat ik hun taal beheerste. Wat te doen? Of liever: Wass zu tun?
Want Duitsers heb je op Phuket zat. Zat. Meestal types in de categorie
vies, oud, dik, geen westerse vrouw meer kunnen krijgen, dus dan maar
als een gebraden haan op een scootertje rondrijden met een
jonge betaalde Thaise dame of heer naar keuze. Ook al zouden al die
dikke Duitsers weer op het strand gaan liggen, dan zou dat een nieuwe
golf niet tegen houden.
Ik besloot mijn vitale spullen te pakken, de vluchtfiets te grijpen,
en
naar een hoger gelegen gedeelte te vertrekken. De zee was onrustig
maar een nieuwe tsunami bleef uit.
Ik heb dus, luisteraars, enorm veel geluk gehad, want ik verbleef aan
de oostkant van Phuket, waar de golven veel minder moordend waren dan
aan de westkant. En in het zuiden waar het prachtige zandstrand ligt
en nu dus lag, dat ik in mijn reisverslag op www.marcelverreck.nl,
pagina nieuws: Marcel op reis heb beschreven als het paradijs.
Door mijn sloom- en luiheid was ik daar nog niet, maar ik ben er
naderhand wel wezen kijken. Alles was weg. Van twee restaurantjes
resteerde een puinhoop.De stoelen dobberden een halve
kilometer verder in de lagune. Ooggetuigen vertelden over het zich
terugtrekkende water (opeens, bij stralende hemel) en daarna de
verwoestende golf, die niet meer leek te stoppen.
De volgende dag vertrok ik volgens plan naar Sydney. Het vliegveld van
Phuket was een inferno vol paniekerige, lichtgewonde mensen. Vooral
heel veel mensen. Ik sprak lieden die voor hun leven hadden moeten
rennen, en zelfs nog even terug waren gespurt om hun fietsen te
redden. Het betrof hier uiteraard landgenoten.
Pas in Australië zag ik op het tv-nieuws de gruwelijke beelden,
waarvan men zelfs in Nederland 3 minuten stil schijnt te zijn geweest.
En
waardoor er acties en hulpverlening op gang zijn gekomen. En ik las op
internet zelfs de kreet "Waar blijft Balkenende?". Nou, ik kan jullie
vertellen dat heel Phuket momenteel bezaaid is met balkenenden en
ander wrakhout.
En Remkes schijnt ook op een Thais eiland te zijn (wat doet een
alleenstaande middelbare man daar?) en iedereen wil dat hij naar het
rampgebied gaat om hulpverleners in de weg te lopen. Remkes! Alsof het
daar al niet erg genoeg is.
Nee, echte grappen vallen er eigenlijk niet over te maken. Toch ben ik
redelijk lakoniek onder de situatie gebleven. Want dat is toch het
rare, net zoals in de politiek of in de omroepwereld geldt: als je er
midden in zit heb je de ellende vaak veel minder in de gaten.
De reis gaat voort, zoals het leven voor de overlevende ook doorgaat.
En Australië is bij uitstek de plek voor de survivaller. Het is het
droogste, onvruchtbaarste en weerbarstigste continent van de wereld.
Maar de Aussies houden daar rekening mee door al het water te
recyclen; het continent is dus niet incontinent.
Vanzelfsprekend zijn de Australiërs,tijdens deze zomervakantie (!)
behept met een oud-britse dorst, maar ze zijn zeker absoluut
vriendelijk en natuurlijk relaxed. De gelaatstrekken zijn niet altijd
even fijnzinnig en ze zijn gek op water, hebben dikwijls al standaard
zwembandjes aan het lichaam zitten en hebben stoere, ietwat lompe
bewegingen. Met andere woorden: heel vertrouwd allemaal.
De grote vraag is tenslotte: wordt hier ook gelachen?
Nou reken maar, want zonder de lach kan je niet verder. Doe maar mee:
hoe
noemen wij een angstig buideldier? Een bangoeroe.
Maar de meeste kangoeroe zijn niet bang voor de mensen, althans niet
in
de Blue Mountains bij Sydney waar ik ze ontmoette. Moeder toonde
onvervaard haar kleintje in de buidel, daarnaast hipte vader. Hij had
geen buidel, maar was duidelijk herkenbaar aan zijn kangoeroede en
natuurlijk aan zijn hupsende Skippy-ballen.
Laatste raadsel vanaf dit strand: hoe noemen wij een kangoeroe in een
monokini?
Een Tangaroe!
Over twee weken meld ik mij weer vanuit NZ. Blijf in de tussentijd
mijn site checken! Gelukkig nieuwjaar!
Marcel Verreck
|