PLAATS (119): Fred

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Opeens voelde ik de behoefte om familieleden te zien. Kwam dat door het droevige nieuws dat David Bowie onze planeet verlaten heeft? Of doordat ik die lieve Hansje Bunschoten, met wie ik in het verleden zo fijn filmpjes voor de KRO heb gemaakt, bij Coen Verbraak over haar naderend einde zag praten? Wellicht, maar het was denk ik meer een residu van de feestdagen. Ik maak deel uit van een vierkoppig gezin, waarvan de andere drie te vroeg gestorven zijn. Je doet wat je kan als nabestaande, probeert ze vast te houden met je herinneringen, net zo hard als je dat verleden tracht los te laten om door te kunnen.
We woonden in een gastvrij huis op de Frederik Hendriklaan. Mijn vader en moeder, net van voor de oorlog, kwamen uiteraard uit grote gezinnen. In Rotterdam, geboorteplaats van mijn moeder, telde het nederlands hervormde gezin zeven kinderen. Bij mijn Haagse vader waren dat er acht, die waren dan ook rooms-katholiek.
Ze ontmoetten elkaar in het Groothandelsgebouw bij een fourniturengroothandel en het Hofpleintreintje werd hun liefdeslijn. Toen ze in de Van Weede van Dijkveldstraat een halve etage konden krijgen, trouwden ze. Twee jaar later werd ik geboren, weer twee jaar later, in de Elfstedenwinter, mijn zus. In 1967 verhuisden we naar de Fred. Mijn ouders behoorden tot de oudere kinderen en wij waren de oudste kleinkinderen. Familieleden uit de twee steden kwamen graag op bezoek in ons ruime huis nabij de zee.
Mijn moeder was een hartelijke, energieke gastvrouw, met mijn vader kon je meestal vreselijk lachen. Verjaardagen, sinterklaasvieringen, telkens stroomde het huis vol met ooms, tantes en een toenemend aantal neefjes en nichtjes. Mijn vader stierf veel te vroeg, in 1989, toen gingen de opa’s en oma’s en 2000 overleed mijn moeder.
Sindsdien heb ik van de meesten van mijn uitdijende familie niet veel meer vernomen. Van sommigen ben ik Facebookvriend, met een paar ooms, neven en nichten heb ik regelmatig contact. Anderen, die ik vroeger wekelijks zag, heb ik al meer dan tien jaar niet gesproken. Daar kan ik natuurlijk ook zelf wat aan doen, want voor je het weet ontmoet je ze op een begrafenis. En is het allerminst zeker dat ze daarbij levend aanwezig zijn. Waarom zou ik hen willen zien? Waarschijnlijk om zo weer even dichter bij degenen te zijn die ik echt mis.