PLAATS (67): De Zandmotor

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ik houd van de Wadden. Gelukkig heb ik het afgelopen jaar een aantal malen de tocht naar het Hoge Noorden kunnen aanvaarden. Het is me de reis meer dan waard. Sterker nog, die reis is een essentieel onderdeel van het vakantiegevoel. Want dankzij de ligging van de Waddeneilanden kan je je binnenlands verplaatsen en toch de allure ervaren van een echte reis, zonder gebruikelijk Hollands verkleinwoordje.
Een expeditie naar bijvoorbeeld een parel als Schiermonnikoog is tamelijk substantieel, zeker als je ter verhoging van de reisvreugde gebruik maakt van het openbaar vervoer. Je bent vanuit Den Haag sneller bij de voet van de Mont Blanc. Maar ik hoef helemaal niet naar de Mont Blanc. Ik wil naar het Wad, ons meest exotische gebied, door W.F. Hermans ooit zo treffend omschreven als het domein van het ‘horizontaal alpinisme’.
En wel zo vaak mogelijk, zeker nu Groningen en omstreken door de aardgaswinning schuddend en bevend in een sinkhole aan het veranderen zijn. Er gaat niets boven Groningen, zo beweren ze daar zelf, maar dadelijk steekt alleen het topje van de Martinitoren nog boven het maaiveld uit. Is op zich een oernederlandse ontwikkeling.
Ruim zes uur kost het me volgens de OV-planner om op Schier te geraken, maar laatst ben ik vanuit mijn Haagse huis in een kwartier op het Wad terecht gekomen. Het sneeuwde nog niet, maar zuidwestenwinden bliezen door de stad.
Ik parkeerde mijn auto in de buurt van camping Ockenburgh en begaf mij leunend tegen de forse bries in de richting van Ter Heijde. Er kwamen mij jodelende fietsers tegemoet, die hun eigen trappers niet meer konden bijhouden, maar ik ploegde door.
In de verte doemde mijn doel op: Argus. De observatiepaal op het nieuwste kunstwerk van Maakbaar Nederland: de Zandmotor. Zo vaak was ik hier op de racefiets al langsgezoefd of gestoempt (ook dat heeft met de windrichting te maken), maar nooit had ik dit machtige opgespoten gebied betreden. Ik was zo ongeveer de enige nu, rondom mijn enkels snelde het zand naar het noorden.
De belichting was hemels, het strand toonde duizenden zandkleuren, het water van de binnenmeertjes ribbelde en kolkte, deze niet aflatende choreografie der elementen werd voor mij alleen opgevoerd. Verdwenen was de stad, hier was het Schier. De enige motor die werkt als je er zand ingooit.