PLAATS(16): Op een Haagse oliebollenschaal (3-1-14)

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het is voor een oliebol natuurlijk altijd maar weer afwachten waar hij terecht komt. Belandt hij in de morsige halflauwe vitrine van een oliebollenkraam op een winderig plein, waarvan de uitbater in het bezit is van nagels met rouwranden, een zware shag-rochel en een permanente Grand Marnier-meur uit z’n slecht betande mond? Of ligt hij bij een banketjuwelier waar kieskeurige kakmadammen hun gemanicuurde tengels keurend in hem prikken?
Onze oliebol was huisgemaakt door een lieve moeder met een preventief sjaaltje om haar hoofd. Huisgemaakt, een lachwekkend woord, zwaar stinkend naar de vuige taal van moderne managers, voor wie het niet uitmaakt of er nou koekjes, speelgoed of Kalasjnikovs aan de man moeten worden gebracht. ‘Huisgemaakte tosties’ viel zo hier en daar op menukaarten te lezen. Kon het maffer? Ja, dat kon. Dan stond er onder de reeks ‘huisgemaakte’ specialiteiten doodleuk ‘gebak van Maison Kelder.’
Maar deze oliebol was gewoon gebakken in het huis van een leuk gezin. Er was een jongetje van een jaar of zes, dat zingend door het huis liep en af en toe met zijn vader stoeide, terwijl op de radio de Top 2000 klonk.
‘Kijk uit voor de kerstboom,’ riep de moeder vanuit de keuken. ‘Wat wordt het, schat?’ lachte de vader, ‘flap of flop?’  Daarna greep hij zijn gelukzalig gnorkende knaapje en ging verder met het voltrekken van de kieteldood.
‘Mag ik die bol?’ vroeg de jongen, nadat vader en zoon waren uitgekroeld.
‘Nog niet,’ zei de vader, ‘later.’
‘Maar ik wil hem nu,’ zei de jongen.
De vader begon een betoog over duurzaamheid en geduld. Een paar van die kerstdagen en een zwik jaaroverzichten inclusief de herdenking van de heilige Mandela hadden zijn morele geweten geactiveerd.
‘Kijk,’ zei hij tegen zijn zoon, ‘die oliebol, dat is net de wereld. Mooi, lekker en rijk, je wilt er meteen je tanden in zetten.’
‘Ja,’ riep de jongen en hij stak zijn hand uit.
‘Maar als je hem opeet,’ zei de vader, ‘heb je niets meer.’
‘Dan bakt mamma toch een nieuwe.’
‘Straks,’ zei de vader, filosofisch knock-out geslagen door het pragmatisme van zijn nakomeling, ‘als we met z’n allen aan de tafel zitten, dan krijg je die oliebol. Dan is-ie ook lekkerder.’
De jongen bleef naar de oliebol kijken. Op de radio zong Queen ‘Don’t stop me now’.