PLAATS (139): Zieken

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ziek. Een tegen griep aanleunende verkoudheid. Hoofd verstopt, keelpijn, overal onwillige spieren, panische lichaamssappen die te pas en te onpas een uitweg zoeken. Boodschapje doen, geheel bezweet thuiskomen. Reuk en smaak zijn verdwenen. Buiten schijnt de zon, het kan verkeren.
Mijn zoontje kwam van school met twee imposante stalagtieten van snot op de bovenlip. Hij hoestte. Maar ja, dit mannetje niet knuffelen is geen optie. Dan gaat het snel.
Ik voelde donderdag al iets komen en bond, zoals Steven Kruijswijk twee dagen later deed, de strijd aan met de malheur. Ik fietste twintig kilometer, maakte een aantal rondjes door het altijd prachtige Zuiderpark en bezocht ’s middags het zwembad voor nog eens 52 baantjes. Toen mocht ik de finale van de talentenjacht ‘De beste uit de buurt’ in theater De Nieuwe Regentes presenteren en tijdens de nazit in café Emma voelde ik dat de kleine klootzakjes in mijn lijf aan de winnende hand waren.
Bij het opstaan werd veel duidelijk, ook dat ik maar beter niet kon opstaan. Eigenlijk heeft zo’n griepje iets prettigs. Het schenkt je niet alleen een generaal pardon van alles waar je je toe verplicht voelt. Dat mag nu wachten. Het is ook de aangename verdoving van de wattenwereld waarin je terechtgekomen bent. Het bijna genoeglijke kreunen bij het ondergaan van al die dragelijke pijntjes en ongemakjes. Een heerlijk slachtoffergevoel maakt zich van de zieke meester, er is een gelegitimeerde overmacht, de strijd met de harde buitenwereld hoeft even niet gevoerd te worden.
Onmiddellijk transporteer je jezelf terug in de tijd: ziek thuis, je moeder zorgt voor je. Buiten op de Fred hoor je de fluitjes van de klaarovers: iedereen moet naar school, jij niet. Je moeder heeft thee gezet en een beschuitje gemaakt. Ze gaat even zitten op de rand van het bed en haalt haar hand door je krullenbol. Je bent wel ziek, maar er kan niets gebeuren, er wordt voor je gezorgd. Ze heeft de school al gebeld en ze zegt dat het snel beter zal gaan. Dan loopt ze naar beneden en je hoort haar zingen en rommelen in de keuken.
Je dommelt wat. Buiten koeren de duiven in de ruisende boom. Je moeder komt naar boven en zegt dat ze een boodschapje moet doen. Dan ben je alleen thuis, maar niet voor lang. Gelukkiger zal je niet sneller worden.