PLAATS (158): De bomen bij het Catshuis

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het is zo’n ontzettend mooie herfstdag dat ik wel op de fiets móet stappen om naar Park Sorghvliet te gaan. Ter hoogte van het Catshuis is het fietspad gebarricadeerd. Er staan schermen langs de weg. Reguliere protesten tegen het kabinetsbeleid? Er zijn vooralsnog geen ME’ers zichtbaar, wel enige verkeersregelaars. Dan zie ik de lijken. Opgestapeld in het plantsoen, klaar om in mootjes gehakt te worden. Natuurlijk, de populierenstrijd. Een verloren strijd, het was te verwachten. Vanuit het nabijgelegen Catshuis zijn recent al veel sloopwerkzaamheden gecoördineerd.
In Den Haag heeft iedere boom een eigen actiecomité, ook al kreunt en steunt de houten vriend van verrotting en ouderdom. Populierisme? Een boom is een imposant wezen. En bij een bejaard exemplaar denk je toch ook vaak: wat heeft hij allemaal gezien? Hoe zijn de woelingen van de tijd aan zijn stam voorbijgetrokken?
Dat dacht ik soms ook bij mijn grootouders, die inmiddels meer dan eeuw geleden geboren werden. Ze leefden om en nabij de tachtig jaar. Wereldoorlogen, van armoede naar welvaart, de technologische revolutie.
Ik ben van 1960 en vertel inmiddels zelf regelmatig aan jongere mensen wat ik nog voor antieke fenomenen heb meegemaakt. Zo kwam bij ons in de Van Weede van Dijkveldstraat de melkboer aan de deur. Ik zie nog zijn vriendelijke hondengezicht, boven het blauwgrijze uniform dat hij droeg. En zijn pet. Die hij gelukkig altijd op had, want een licht verwarde buurvrouw met een vlammetje in de pan flikkerde ooit in paniek het fikkende voedsel uit het raam. Op die pet.
De lorrenman, die kwam ook door onze straat. Hij riep iets onverstaanbaars, maar daardoor wist je dat hij het was. Soms pruttelde er een volgeladen karretje met hulpmotor voorbij, de tandarme bloemenventer galmde over zijn ‘grisantuh!’ en ‘azélié!’.
Wij hadden een kolenkachel, kindertjes, de ‘drietjes’ of de ‘viertjes’ werden in het kolenhok gestort. Daar schepten we ze met de kolenkit uit. Heerlijke warmte, ik lag graag voor de haard op het kussen te lezen, onze kat Pluis op mijn rug, de pootjes parmantig onder de borstkas gevouwen.
Lang hadden we geen televisie, uiteindelijk kocht mijn vader er één met deurtjes. Het boze oog werd nog even uit de protestant-christelijke huiskamers geweerd. Ook bezaten we een radiomeubel met platenspeler en wisselaar. Allemaal voorbij en weg. Er zullen vast weer nieuwe bomen geplant worden.