PLAATS(88): Tennispark De Bataaf

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Tom Okker keek altijd alsof hij moest poepen. Een groot tennisspeler, geen killer. Wel in het dubbelspel, met Marty Riessen en later de Pool Fibak. Hij moest tegen Björn Borg, toen nog een kampioen en geen onderbroek. Wanhopig keek Tom naar zijn snaren en frutselde er wat aan. Het mocht niet baten. Maar we waren trots, want hij haalde de halve finale. Ook mooi. We zijn een polderland. Toen Joop Zoetemelk in de Tour de France eindelijk eens hoger eindigde dan de tweede plaats, leek hij er zelf nog het meest verbaasd over. Gerrie Knetemann moest bij de meet in Parijs Joops arm de lucht insteken.
Richard Krajicek won Wimbledon wel. Waarschijnlijk meer door zijn Tsjechische dan door zijn Haagse roots. Hij kon wél dodelijk zijn. Het strafkamp van zijn jeugd betaalde zich uit.
Zijn generatie kende veel goede spelers, maar successen werden ook nu voornamelijk in het dubbelspel geboekt. Inmiddels zijn de Grand Slam-tournooien al vaak in de tweede ronde gezuiverd van landgenoten. Op teletekst staan treurige berichten over nationale tenniscoryfeeën die in de kwalifyer-ronde van een Challengertournooi zijn gestrand. Soms stijgen ze op de wereldranglijst van 174 naar 145. Ook best knap natuurlijk.
Een trainersgenie als Louis van Gaal, die met een jongensboekclubje derde op het WK wordt, is niet overal voor handen. Na het WK werd de hele, door Van Gaal bijgeschoolde Feyenoorddefensie verkocht, waardoor de club weer boven Jan kwam. Financieel dan. Laten we over de rest maar zwijgen.
Met onze tennissers zullen we geduld moeten hebben. We doen gewoon even niet mee. Er is echter wel een andere winst die we kunnen behalen: het genieten van het tennis zoals ik dat ooit gespeeld heb. Niet de bal langs elkaar slaan, maar proberen de bal zo veel mogelijk in de buurt van de ander te spelen. De zwaartekracht is als tegenstander al heftig genoeg. Ik had ooit een schoonvader, voormalig clubkampioen, die zonder zichtbare moeite mijn meest kromme ballen slagklaar retourneerde.
Dat was ook de intentie van mijn moeder en haar beste vriendin als ze op dinsdagochtend in hun witte kleren door de Scheveningse Bosjes naar de Bataaf fietsten. Sámen spelen. In de vakantie mochten we erbij zijn, wij dolden in de oude speeltuin, zij stralend en lachend in die van hun.
Daarna dronken ze koffie en kregen wij een ijsje.