Column

Baardkracht (9-2-17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

Hij had een baard! Een volle bos haar plakte aan zijn kin. Met allerhande lichaamssappen gevuld, want het was zomer en hij had zojuist een bergetappe in de Tour de France gewonnen. Zijn naam was Simon Geschke en hij kwam uit Duitsland. Nu komen daar meer mensen met afwijkend haargedrag vandaan, maar dit was een goede jongen en die baard maakte hem sympathiek. Hij oogde als een anarchist in de gladste aller sporten. Wielrenners, beducht op infecties na een valpartij, scheren namelijk zowat al het zichtbare haar weg. Misschien ook het onzichtbare, maar ik heb dat schandaalboek van Thomas Dekker (what’s in a name?) niet gelezen.
De baard, vast attribuut van mannen met hoeden op zeer oude foto’s, beleeft de afgelopen jaren een merkwaardige comeback. Zou het komen door de bebaarde wildemannen uit het Midden-Oosten, die wij van repliek willen dienen? Zelfs onze Staatssecretaris Tegen Vluchtelingen Verkeer, kort geleden tot Slimste Mens van Nederland gekroond, liet zijn baard staan. Waarschijnlijk om getraumatiseerde vluchtelingen van Isis-geweld duidelijk te maken dat het hier niet veel beter is.
Ik ben de afgelopen jaren regelmatig van de bank van het lachen gerold als er plotseling een tv-correspondent, sportpresentator of zelfs een bevriende cabaretier met het schaamhaar op zijn kaken op de buis verscheen.
Jong en hip heeft sikjes en snorretjes, maar hoe kansarm zijn deze haarstatements van de grijzende medemens. Nou ja, die mens is een kuddedier en veel van die hoefdieren hebben vreemde gelaatsbeharing.
Zelf heb ik ook tweemaal een baard gedragen, de foto’s daarvan zijn zorgvuldig opgeborgen om ze in het geval van ingebeeld casanovaschap af en toe ter relativering te bestuderen.
De meeste sporten zijn nog baardloos, behalve dan de voetbalsport, maar dat is een commercieel vehikel vol trendy behaarde pionnen. In de atletiek gaat het al jaren gladjes, met uitzondering van wat Oostblokdames in de jaren zeventig en tachtig.
Die harigheid zit, lijkt mij, bij het leveren van topprestaties toch ook in de weg. Wat is de toegevoegde waarde van de sportbaard? Worstelaars en boksers zie je zelden met gezichtsbeharing, voor je het weet word je aan je sik door de ring geslingerd. Maar bij andere ruige, keiharde sporten als rugby, ultimate frisbee en dameshandbal lijkt de intimiderende werking van een kop vol haar wél vaak doorslaggevend te zijn: hairpower! Misschien is het verhaal van de bijbelse krachtfiguur Samson (niet de kale Diederik) toch geen mop met een baard.

Denksport (26-1-17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

Alle sporten zijn in principe denksporten. Zelfs voor hardhollen en paalwerpen is hersenactiviteit vereist. Natuurlijk, er zijn ook gekken die aan skispringen doen of hurling, een gestyleerde vorm van onthoofden waar ze in het kalifaat nog een puntje aan kunnen zuigen. Ook die sportbeoefenaars schijnen hun hersenen te gebruiken, al valt daar niet veel van te merken.
We leven in het jaar 1 na JC, hoe droevig dat ook is, maar Hij heeft ons ook het besef nagelaten dat voetbal een denksport is. De kleine Cruijff, op jonge leeftijd technisch volmaakt, is zich daarna voltijds op de taktiek gaan storten.
De voetbalvaardigheid van spelers wordt voorzichtigheidshalve voetbalintelligentie genoemd. De activiteiten van de topspelers worden hiermee herleid tot een soort boerenslimheid, zodat er een verklaring is voor het feit dat hun taalvaardigheid (altijd gelinkt aan intelligentie) doorgaans ernstig achterblijft. Een voetballer die in volzinnen zonder cliché’s spreekt, wordt vreemd aangekeken. Het fenomeen Jan Mulder is de uitzondering die de regel bevestigt, maar wie kan zich nu zijn voetbalheldendaden nog herinneren?
Het ultieme Nederlandse voetbal, het Orange Clockwork van 1974, was een projectie van het raderwerk dat zich in het hoofd van Johan Cruijff bevond. Die onnavolgbaarheid is daarna nog vaak opgedoken in zijn taaluitingen. Wat moet die man een hoofd vol shortcuts gehad hebben, zijn woorden konden het meestal niet bijbenen.
Daarom verbaast het me niets dat deze Verlosser bekend stond als een fervent kruiswoordpuzzelaar. Een Oplosser dus. Als de chaos toeneemt, is het fijn om te vertoeven in een beheersbaar universum. Ook ik puzzel de laatste tijd vaak.
Evenzeer houd ik van de afwas, die puzzel van serviesgoed op het aanrecht. Een overzichtelijk karweitje, waarbij je aanrecht én hoofd leeg kan maken. Toen ik een huis met een vaatwasser betrok, vreesde ik dat te gaan missen. Welnee!
Komen we nu toe aan de ‘zuivere’ denksporten, want daar gebeuren revolutionaire dingen. Computer Deep Blue versloeg Gary Kasparov jaren geleden al, nu is ook de code van het bordspel Go gekraakt.
Tijd dus om de menselijke spelers op te pimpen met wat showappeal: schakers en dammers spelen in Ridderzaal en Kuip! Oppernerd Magnus Carlson is zelfs fotomodel. Nog spectaculairder is het uiterst nivellerende schaakboksen, waarbij afwisselend gemat en mat gezet wordt. Ik kijk uit naar het voetbaldammen: bokje over en weg tegenstander! Of schaatszwemmen: zo hier en daar al te zien op dun beijsde sloten. Geen echte denksport.

‘Een eeuw Bomenbuurt’ vol sprekende details (19-1-17)

In het onvolprezen televisieprogramma ‘Onzichtbaar Nederland’ was onlangs een glimp van de Haagse Bomenbuurt te zien. Het litteken van de Atlantikwall werd in beeld gebracht. Voor wie dat te snel ging is ‘Een eeuw Bomenbuurt’ een aanrader, een uitgave van de bewonersvereniging ter gelegenheid van het eeuwfeest, dat in 2016 grootscheeps is gevierd.
Een uitgebreide redactie heeft een rijk boek over deze typische Haagse woonwijk op het randje van het zand samengesteld. De nostalgisch-chauvinistische inborst van de Hagenaar heeft in de loop der tijd gezorgd voor een imposante hoeveelheid geschriften over onze stad. Details worden niet geschuwd, zo is er bijvoorbeeld een boek over villawijk Het Klattepark, waarin elk huis een eigen monografie heeft.
De samenstellers van ‘Een eeuw Bomenbuurt’ hebben oog voor de sprékende details, sporen die iets vertellen over de geschiedenis en de aard van de wijk. Ooit afgegraven duingebied met de boerderijen Hanenburg en Kranenburg. Dan de komst van Rademaker’s hopjesfabriek naar de Laan van Meerdervoort, waar begin vorige eeuw façades van fin de siècle woonhuizen werden opgetrokken, allemaal met een eigen karakter en vaak ook met een torentje. We kunnen ons nog steeds aan dit moois vergapen.
Daarna volgde de achterliggende buurt, naar het evangelie van Berlage met veel pleinen en plantsoenen, korte en diagonaal lopende straten vol karakteristieke portiekwoningen.
Fahrenheitstraat en Thomsonlaan werden veelzijdige winkelstraten, in het monumentale West-End Theater en de aanpalende Galerij was alom vertier. Kracht van dit boek is zeker ook het tevoorschijn toveren van de inmiddels ‘onzichtbare’ Bomenbuurt, door middel van illustraties en getuigenissen. Zo is boven de smoezelige verlaagde plafonds van supermarkt PLUS het dak van het voormalige theater gefotografeerd. De inwoners komen ruim aan bod, met vrolijke en droevige verhalen. De oorlog zorgde voor groot leed, een deel van de wijk werd afgebroken.
Banaan- en Palmboomstraat vinden we bijvoorbeeld niet meer op de plattegrond, daar loopt nu de Segbroeklaan. Dat waren klimaattechnisch ook lastige straten geweest voor het oorspronkelijke plan om in elke straat alleen de bijbehorende bomen te planten.
Dit mooi vormgegeven kaleidoscopische boek vol lekkere ‘hapjes’ biedt ook hoofdstukken over de vele kunstenaars die de wijk bevolkten, het rijkgeschakeerde amusement, het groen, de markante scholen en de beroemde inwoners. De beroemdste woonde op de Beeklaan. Daar overtuigde de oude Willem Drees – premier van 1948 tot 1958 – na de oorlog door zijn grote soberheid (gevolg van zijn maagkwaal!) zijn Amerikaanse gasten van de welbesteedheid van het Marshallplan. Ergo: de naoorlogse welvaart is begonnen in de Bomenbuurt!

Een eeuw Bomenbuurt, uitgave: SBOB. 100 bladzijden, € 10,00. Belangstellenden kunnen zich aanmelden op: bomenbuurt.100jaar@gmail.com

De Chinese bank (12-1-17)

Iedere twee weken schrijft Marcel Verreck een sportcolumn in Den Haag Centraal.

Het scheelde maar één cijfertje. De Postcodeknaller scheerde langs onze buurt. De Donker Curtiusstraat, waar de vlag wél uitkon, oogt niet als een straat van winnaars. Ik loop vaak door die straat, want hij is gelegen naast zwembad ‘De Waterthor’. Daar crawlde ik de afgelopen week in het besef dat ze aan de andere kant van de straat in hun geld zwommen. Donker Curtius was trouwens een 19e eeuwse politicus, een handlanger van Thorbecke, blijkbaar was het toen al bon ton om de duistere kanten van dat beroep met een voorvoegsel bij de achternaam te accenturen.
Ik gun de Donker Curtiusianen hun monstrueuze prijs van harte, zelf doe ik niet mee aan loterijen, maar het vereist veel geestkracht en beleid om dit soort plotselinge weelde te overleven.
Op zo’n klapper ga ik me trouwens nu wel instellen, want het grote geld lonkt. In China! Daar kan je als voetballer nog voller en vetter worden. Onze vriend Graziano Pelle speelt daar bijvoorbeeld en kan nu moeiteloos 24 uur per dag een keur aan barbiers in dienst nemen. Didier Drogba beurt € 327.000. Per week! In dezelfde tijd ontvangt Nicolas Anelka € 230.000, de Braziliaan Oscar € 450.000 en zijn landgenoot Hulk € 390.000. Die laatste schijnt groen te worden als hij zijn geld niet krijgt. Ik schrijf de bedragen voluit om hun perversiteit te benadrukken. Zelfs mannetje Gudelj van liever-niet-op-de-Ajax-bank gaat een ton per week verdienen. Met andere woorden, wat doen we nog hier?
Ben ik inmiddels weer in training? Ach ja, zo kan je het dagelijkse leven ook noemen, maar aan het grote graaien in China zal ik niet als al te actief speler meedoen. Ze moeten mij, tegen een belachelijk bedrag, aannemen voor de bank. Daar is de stemming altijd beneden peil, daar wordt aanhoudend gekniesd, daar is een sfeermaker broodnodig. Komediant-voetballer Hans Boskamp had in vroeger jaren een vaste plek op de Oranjebank. Ik zal mijn toekomstige Chinese broodheren duidelijk maken dat in het moderne topvoetbal grappenmakers onontbeerlijk zijn. ‘Geen ovelwinning zondel voetbalhumol.’ Natuurlijk, er zijn nog wat culturele verschillen te overbruggen, maar met die Chinese centen als smeermiddel komt het allemaal goed.
Ze kunnen me trouwens ook inhuren als voetbal-analist, want van eindeloos zwetsen heb ik jaren geleden al mijn beroep gemaakt. Ja mensen, het grote geld komt uit China, maar het is voor Hagenezen wel verstandiger om het ter plekke op te halen.

PLAATS(167): Den Haag

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Op 24 december ben ik jarig, zo is het nou eenmaal. Ik ben alhier met een keizersnee geboren en – zo wil het verhaal – de gynaecoloog moest op de wintersport. Precies een week later kwam mijn goede vriendin B. ter wereld. Op Oudejaarsdag. Wij hebben een lopend dispuut over wie van ons de zieligste verjaardag heeft. (Ik natuurlijk!) Mijn vader trof het trouwens ook niet. Geboren op 6 december, kreeg hij op pakjesavond een kadootje met de toevoeging: ‘Dat is dan gelijk voor je verjaardag, Pietje.’
Mijn vriendin B. woont al weer enige jaren in Haarlem en net zoals ik viert ze haar verjaardag ijzerenheinig op die onmogelijke dag. Het lukt me haast ieder jaar om die te bezoeken. Soms met de trein, dan moet je oppassen dat je de laatste rond een uur of half acht niet mist. Meestal ga ik met de auto, altijd weer een spectaculaire tocht door de tijdelijk bezette gebieden. Lichtflitsen, harde knallen, rotjeswerpende rotjochies, voor een goede vriendin heb je wat over. En de ontvangst is van zichzelf al zo warm.
Ook dit jaar zal ik de tocht ondernemen en ik verheug me nu al op de terugreis. Als ik de eeuwenoude stad achter me heb gelaten, wachten de donkere polders van Zuid-Holland. Ooit heb ik de snelweg verlaten om die duisternis ten volle te ervaren. Het is een fascinerend schouwspel. Eenzame boerenhoeven, opgesierd met overdadige kerstverlichting, pinkelen in de nacht. Aan de einder dondert en bliksem het ongeduldig. De Randstad staat op ontploffen.
De vraag is hoe je dit vuurwerk duidt. Als een evidente metafoor van een verwarde, door consumptie en agressie verscheurde, in brand staande planeet? Of als een feestelijk teken van menselijke levendigheid en hoop in een duisternis die op termijn door heldere positieve krachten zal worden onttakeld? Zijn wij omringd door de zwarte somberheid van het verlies, het gemis, de wanhoop en de onverschilligheid? Of hebben wij dat donker juist nodig om het licht ten volle te kunnen ervaren?
Ik heb mijzelf regelmatig verbaasd als optimist. Hoeveel wolken er ook over mijn bestaan trekken, ik blijf hardnekkig het licht zien. Dat wens ik u ook toe, evenals het allerbeste bij elke stap in de tijd die u zet. Met die glimlachende gedachte zal ik op Oudejaarsavond terugrijden op weg naar mijn plaats in het geheel, Den Haag.

PLAATS (166): Haagse Hogeschool

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Op vrijdag 9 december jl. om 14.00 uur betrad ik de Haagse Hogeschool om deel te nemen aan de jaarlijkse schrijfdag van Amnesty International. Daar werden door jong en oud, bekend en onbekend, brieven en kaarten geschreven om de aandacht te vestigen op het lot van onderdrukte individuen en bevolkingsgroepen. Een buitengewoon nuttig initiatief, want in veel gevallen kan zo’n lawine van aandacht de slachtoffers sterken en zelfs ook bevrijden.
De procedure was overzichtelijk: er lagen voorbeeldteksten en dan was het kijken of je handschrift het nog deed. Want wanneer schríjft de digitale mens dezer dagen? Dit jaar kon je brieven schrijven aan bijvoorbeeld president Obama (aangaande Edward Snowden) en de Canadese premier Justin Trudeau (omtrent de dreigende teloorgang van Indiaans grondgebied door een stuwdam), maar ook aan de opperhoofden van Peru en Azerbeidzjan wegens flagrante schendingen van de rechten van hun onderdanen.
Er waren twee soorten boodschappen te schrijven: een brief op poten naar de verantwoordelijke machthebber en een kaart met bemoedigende woorden voor het slachtoffer.
Allebei hard nodig, want het is zoals bekend niet fraai wat mensen elkaar allemaal aandoen. Het leven op de aardkloot kan verschrikkelijk zijn. En niet alleen buiten ons land, want juist die ochtend werden we geconfronteerd met gruwelijk binnenlands leed. Ik besloot daarom de buitenlandse narigheid links te laten liggen en mij te concentreren op dit slachtoffer. Eigen ellende eerst! Tijd voor een verhelderend schrijven aan de immer grijnzende baas van de heersende elite, onze minister-president:

Geachte heer Rutte,

Er is veel leed in de wereld, zoals u misschien ooit ter ore is gekomen, maar dat valt in het niet bij de horror waarin Geert Wilders zich bevindt, nu hij het parlement en de rechtspraak niet eens meer nep mag noemen. Nu hij de vurige wens van miljoenen Nederlanders tot Marokkanen-reductie geen stem mag geven. Laten we niet doen of Wilders knetterder gek is dan dit land. We moeten blij zijn met eindelijk een Limburger die zich verstaanbaar weet te maken. Natuurlijk, zijn drieste uitspraken klonken vroeger vooral op de cabaretpodia. Om zoveel overdrijving werd hard gelachen. Dat hij meldt uiteindelijk met al zijn tegenstanders te zullen afrekenen, kunnen we niet anders dan als een hilarische hyperbool zien. Want zoiets had Erdogan ook kunnen zeggen (én doen), of die andere snorremans. Toch? Met vriendelijke groet,

Marcel Verreck

PLAATS (165): Van Weede van Dijkveldstraat

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ons eerste touwtje uit de brievenbus kan ik mij nog goed herinneren. Niet precies hoe het eruit zag (leer, touw, stevige stof?), maar wel dat het geïnstalleerd werd. Een belangrijke statie in mijn kruistocht naar volwassenheid. Daar hing het, achteloos tegen het bruine hout van Van Weede van Dijkveldstraat nummer 50. Bij mijn eerste ruk gebeurde er niets, terwijl mijn ouders met een eenvoudig handgebaar de deur openden. Had ik dan toch nog te weinig kracht? Was het touwtje vooralsnog te hoog gegrepen?
‘Je moet hem een beetje naar de zijkant trekken,’ zei mijn moeder, als timmermansdochter in handigheid verre de meerdere van mijn enthousiaste maar lompige vader.
Een klik, langzaam viel de deur open. Deur dicht en nog een keer proberen. Jawel, het bleef werken. ‘Wel goed de deur sluiten,’ zei mijn moeder, ‘we stoken niet voor het heelal.’
Ook daarin verwees zij alvast naar de profetische woorden van Jan Terlouw, zoals die deze week de natie opschrikten. Bij de familie Terlouw in Utrecht – zijn kinderen zijn van mijn leeftijd – hing in de jaren zestig en zeventig ook het touwtje uit de brievenbus. Zelfs de latere seriemoordenaar Hans van Z. liep daar in en uit, Terlouw en zijn dochter hebben daar een boek over geschreven, maar dat doet niets af aan de kernachtige boodschap van de oud-politicus en verhalenverteller.
Ik snap wel waarom zijn verhaal even flonkerde in de nacht van ellende en somberheid waarin velen zich wanen. Cynisme, bevestiging van het eigen gelijk, permanente teleurstelling, het is op den duur niet vol te houden. Moet je weer ’s avonds na je werk met je pantoffels aan achter je computer kruipen om onder een schuilnaam honende commentaren, scheldwoorden en doodsbedreigingen te versturen.
Er valt een vliegtuig met voetballers uit de lucht en overal ter wereld manifesteert zich de behoefte om te rouwen en te delen. Lichtjes in de stadions, rouwbanden, de ander de cup gunnen, haast religieuze demonstraties die alle cynische marketingwetten overstijgen. De brompot zal zeggen dat er gezwolgen wordt in leed en ziet het verdienmodel al weer aan de horizon zien opdoemen. Rene Cuperus (PvdA) die met Tommy van der Lee (GL) bij Binnenhof hopeloos zat te bakkeleien over ‘linkse samenwerking’ noemde Terlouws toespraak ‘sentimenteel’. Tja, het touwtje uit de brievenbus van de PvdA-ruïne. Wie wil daar ondertussen nog aan trekken?

PLAATS (164): Bomenbuurt

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

imgresIk ben een jongen van de stad. Nooit ergens anders gewoond dan daar. Wel eens kortstondig verbleven in een dorp, vaak in het heerlijke Friesland, waar je over het water sneller bij het volgende klompje huizen bent dan over de weg. Ook een tijdlang veel vertoefd in een Goois plaatsje, dat door de inwoners zelf in een merkwaardige mengeling van trots en weerzin ‘het groene graf’ werd genoemd. Het had zeker dorpse trekken, maar de snelweg liep er vlak langs en je was binnen een half uur in de stadse drukte.
Ooit beleefde ik een dag waarop ik ‘s ochtends op het desolate uiterste oostpuntje van Schiermonnikoog was en ‘s middags in de hektiek van de Albert Cuyp-markt. Het was me allebei even lief. Misschien dat ik daarom ook zo van mijn eigen Bomenbuurt ben gaan houden. Die heeft dat allebei.
Een stad, en zeker Den Haag, is een verzameling werelden, waartussen je bliksemsnel heen en weer kan reizen. Maar waar het huis staat dat je met je geliefden deelt, dat is je dorp. Dat vaste baken in een woelige, steeds minder overzichtelijke wereld. Met de routines die je irriteren en geruststellen. Niemand kan zonder. Je hebt steden in Nederland, zoals Eindhoven, die bestaan uit aan elkaar gegroeide dorpen. Den Haag heeft in de loop der tijden behoorlijk wat buren gekoloniseerd, maar onze gemeente is ook driftig in de weer geweest met eigen uitbreidingen. Het duurt altijd even voordat zo’n goedbedoeld kluitje woningen een ziel krijgt, maar geduld betrachten loont.
De Bomenbuurt, om dicht bij huis te blijven, is nu honderd jaar oud en een onvervreembaar element in de Haagse metropool. Hoeveel mensen zullen er ondertussen gewoond hebben? Hoeveel kinderen zijn er geboren? Hoeveel verwekkingen hebben er plaatsgevonden? En hoeveel pogingen daartoe zijn er inmiddels ondernomen? Hoeveel tranen zijn er geplengd? Zoveel, dat de dijken niet hoeven te breken (zoals elke zaterdag op NPO 1) om de boel onder water te zetten. Hoeveel decibel lachgeluid is er geproduceerd? Genoeg om de legendarische knal van de Krakatau (tot in Europa te horen) tot een plopje te reduceren. Zoveel leven is er geleefd, ook al zie je het er aan de buitenkant niet altijd aan af, en zo is de ziel van mijn dorpje ontstaan. Veel van die mooie verhalen zijn te lezen in ‘Een eeuw Bomenbuurt’, samengesteld door Bomenbuurtgenoten.

PLAATS (163): Stadhuis

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Ja hoor, hij is er! De profielschets voor de nieuwe burgervader van Den Haag. Superhelden kunnen zich opmaken voor een slijtageslag, want degene die alle gevraagde kwalificaties in huis heeft is niet van deze wereld. Met zulke eisen kan deze procedure alleen maar op een teleurstelling uitlopen. Aan de andere kant, het is altijd goed voor de allerbeste te gaan. Ambitie is in onze van oudsher heerlijk dommelende stad geen vies woord meer.
Een wakkere reporter van NPO Radio 5 (ik hoop dat ik het zo goed zeg) belde mij voor commentaar. Een mooie gelegenheid om met deze zender kennis te maken. Ik ga er zeker vaker naar luisteren. Alleen al het muziekaanbod bracht mij terug naar de jongenskamer waar ik luisterde naar Radio Noordzee. Verder biedt deze zender kalme, vriendelijke journalistiek, geen hysterische opstapeling van opgewonden quotes op zenuwslopende jingles.
Maar terug naar de toekomst. Lukt het om iemand te vinden die aan dit profiel voldoet? Neem America: een heel groot land met heel veel capabele mensen en uiteindelijk wordt Donald Trump president. Niets is dus onmogelijk.
Een tamelijk sinistere passage in de profielschets vond ik die waarin de nieuwe burgemeester geacht wordt ‘een scharnierfunctie’ te vervullen. Ik moest meteen aan een nekklem denken. Natuurlijk snap ik de goede bedoelingen wel, maar ik zou toch graag pleiten voor een minder buigzame figuur. De nieuwe burgemeester moet er voor alle bewoners zijn, dat lukt je alleen als je ze niet allemaal te vriend wil houden. Daarvoor is de verscheidenheid in onze stad te groot.
De crisis in het openbaar bestuur betreft vooral een gebrek aan vertrouwen in de bovengestelden. De burger koestert zijn teleurstellingen en de overheid is een voor de handliggend doelwit. Daarom hebben iemand nodig met waardigheid, autoriteit en dus ook een zekere afstand tot de mensen. Sympathiek natuurlijk, maar ook een beetje angstaanjagend.
Voor de hand liggende helden als Haagse Harry en Aadje Mansveld hebben we helaas alleen nog maar als standbeeld. Voormalig koningin Beatrix zou een goede kandidaat zijn. Zij begreep dat de (geloof)waardigheid van een leider gebaat is bij een kloof met de onderdanen. Haar zoon doet nu populair en heet inmiddels Willy.
Maar Beatrix zal het niet doen. Dan maar Mark Rutte, gepokt en gemazeld, met een bewezen talent voor afstandelijkheid. En na de komende verkiezingen hopelijk op zoek naar een baan.

PLAATS (162): Commandobunker

Elke week bespreekt Marcel Verreck in Den Haag Centraal heden en verleden van een bijzondere Haagse plek.

Het zou de laatste grote klus van burgemeester Jozias van Aartsen worden. Vooraf was hij optimistisch: ‘We hebben hier diverse internationale toppen gehad, de zaak Mitch Henriquez en het gedoe in de Schilderswijk, dit moet ook wel kunnen lukken.’
Desalniettemin was er niets aan het toeval over gelaten. Helikopters cirkelden boven de stad, straaljagers patrouilleerden door het luchtruim, op diverse plekken in Den Haag waren pelotons M.E. samengetrokken. Voor de kust had de Zr. Ms. De Ruyter inmiddels zijn positie ingenomen. De nieuwe Amerikaanse president Donald Trump had met een speciale oekaze zijn NSA toestemming gegeven de Nederlandse veiligheidsdiensten bij te staan bij hun pro-actieve screen- en scanbewegingen.
Het escorteren van de stoomboot tot binnen de territoriale wateren door het hypermoderne fregat was zonder problemen verlopen. De afgrendeling van de Scheveningse Haven had reeds 24 uur voor het aan land gaan een aanvang genomen. Op het Zuiderstrand was een gigantische, sterk op Sylvana Simons gelijkende pop in vlammen opgegaan. Volgens bronnen rond de brandstichters betrof het hier ‘warmlopen voor Oud en Nieuw’.
In de haven heerste een ouderwetse drukte. De detectiepoortjes functioneerden naar behoren en het uitdelen van de groengele kogelwerende vestjes aan de kinderen was één groot feest. Op de daken van de huizen kon je scherpschutterspieten zien kronkelen.
Toen de stoet met de Goedheiligman zich in beweging zette om in een urenlange optocht alle koopcentra van Den Haag aan te doen, zat de driehoek onder leiding van Van Aartsen paraat in de commandobunker onder het stadhuis. ‘Afgelasten is nooit een optie geweest,’ had de burgervader ferm verklaard, maar nu keek hij toch gespannen naar de monitoren van de duizenden bewakingscamera’s die de intocht minutieus in beeld brachten.
Het eerste incident vond plaats op de Frederik Hendriklaan. Een aantal recherchepieten hield ter hoogte van Patisserie Plasman een onverlaat met een taart staande. De arrestant werd met een nekklem buiten gevecht gesteld, maar verklaarde, eenmaal op adem gekomen, de taart alleen voor eigen gebruik te hebben gekocht. Uit voorzorg werd hij in verzekerde bewaring gesteld.
Het bleek een voorbode voor een hete middag. Ter hoogte van de Houtrustbrug volgde een grootscheeps treffen tussen verschillende demonstrantengroepen, maar door doortastend optreden van Mobiele Pieten, waarbij de roede niet werd gespaard, werden zij opgejaagd en uiteindelijk ter hoogte van het Indiëmonument definitief in de pan gehakt. Het heerlijk avondje kon beginnen.