Column

Italië vakantieland

(verschenen in Den Haag Centraal van 21-6-18)

Het WK Voetbal wordt verspeeld en ik ben op vakantie in Italië. Gedeelde smart is halve smart. De Italianen werden uitgeschakeld door de Zweden (zonder Zlatan) en wij werden uitgeschakeld door de Zweden (zonder Zlatan). Zlatan vindt het belachelijk dat hij er niet bij is. Het zal mij knakworst met zuurkool en smörrebröd zijn: wíj zijn er niet bij. En de Italianen ook niet. Die gaan hun geld nu uitgeven aan een nieuwe regering. Dadelijk doen ze ook niet meer mee aan Europa. Komen ze zo ook af van de vluchtelingen die ze nu zo manmoedig opvangen.
Italië is een fijn land. Zeker om op vakantie te zijn. Zou het WK er gevolgd worden?
Ik zag onlangs de oefenwedstrijd Italië-Nederland. Misschien is het maar goed dat we er niet bij zijn. En met we bedoel ik Nederland én Italië. We zijn zo langzamerhand broedervolkeren. Ook wij beginnen een maffia te ontwikkelen, het Italiaanse eten is hier overal, nu de stamppot nog naar Toscane brengen. Dat lijkt mij het lastigste.
Ik heb aan de Italiaanse Rivièra ooit in een Nederlands restaurant gezeten. Roodwitblauw vlaggetje op de deur. Een zwaar Rotterdams stel dat een menukaart presenteerde met kroketten, frites en frikadellen. De meeste hadden ze zo te zien zelf gegeten. Het was een maal dat mij alleen om antropologische redenen kon bekoren.
Ik weet niet of ik veel in Italiaanse barretjes ga kijken. Er is ook geen voorpret. Plichtmatig heb ik een WK-pool ingevuld, de swimmingpool interesseert me meer. De aanvankelijke sympathie voor de Belgen is verwaterd, ik probeer nu voor Marokko te zijn. Ik vrees dat ik straks zelfs ga juichen voor Duitsland.
Op donderdagavond wordt tegenwoordig door Jeroen Stekelenburg in de serie ‘De Staat van Oranje’ uitgelegd waarom het Nederlandse voetbal hopeloos achterop is geraakt. Een zeer interessante reeks, die het conservatisme in het vaderlandse profvoetbal nog maar eens blootlegt.
Ik weet al wat ik ga doen. Ik ga aan dat Italiaanse meer liggen met het boek ‘De hand van Van Gaal’ en dan herbeleven hoe deze supertrainer een betrekkelijk zooitje ongeregeld vier jaar geleden naar het brons in Brazilië voerde. En als ik weer thuis ben? Ik heb de videobanden van EK ’88 nog.
Uiteindelijk hadden Italië en Nederland natuurlijk gewoon mee moeten doen, maar we werden beide helaas terecht uitgeschakeld. In het geval van Nederland was het beter geweest als we onze Oranje Leeuwinnen die kwalificatiewedstrijden hadden laten spelen.

De familie

(verschenen in Den Haag Centraal van 7-6-18)

Een oude studievriend, die dagelijks moet zien te overleven in het voortgezet onderwijs zei laatst tegen mij: ‘Als je op een ouderavond die vaders en moeders ziet, snap je die kinderen gelijk een stuk beter.’
Max Verstappen werd afgelopen weekend na een vlekkeloze race derde bij GP van Canada. Hij deed dat zonder de aanwezigheid van vader Jos en de rest van de Verstappen-gang. Christian Horner, teambaas van Red Bull, sprak hierover de niet mis te verstane woorden: ‘Het is niet te zeggen of het thuisblijven van de familie bijgedragen heeft aan het succes van Max.’
Hij bedoelt te zeggen: ‘Laten ze voortaan lekker thuisblijven.’ Wij kennen de vader van Max. Die heeft vroeger mooie resultaten geboekt als Formule 1-coureur, waardoor het hardste racen in Nederland een enorme doorbraak beleefde en zelfs door de Volkskrant werd omhelsd. Het waren niet de enige muren die Jos V. slechtte. Door zijn agressieve rijstijl hing hij regelmatig in de omheining en vertoefde hij volgens grappenmakers vaker in de grindbak dan in de pits.
Ook zonder de nodige pk’s onder zijn kont raakte Jos snel overstuur. Op zijn erelijst staan een matpartij met zijn vader, het belagen van zijn ex-vrouw en – dat dan weer wel gemotoriseerd – het inrijden op zijn ex-vriendin.
Iedereen mag fouten maken. Sterker nog, volgens het evangelie van Johan C. moet je juist fouten maken. Dat bevordert het leerproces. Vader Jos weet ontieglijk veel van motoren en racen, maar zijn beste prestatie is toch het produceren van Max Verstappen.
Deze verklaarde over de absentie van zijn familie desgevraagd: ‘We wilden het eens anders doen.’ Max heeft wel veel met zijn voorzaten aan de telefoon gehangen. De telefoontekening zal, voorspel ik, in de komende maanden een stuk hoger worden. Ook voor de paps en mams van Max zal het moeilijke proces van ‘je kind loslaten’ onontkoombaar blijken.
Mijn vader stond mij langs het voetbalveld altijd enthousiast aan te moedigen. Ik heb dat nooit vervelend gevonden, temeer daar hij zich nooit te buiten ging aan het bedreigen van scheids- en grensrechters en/of ons team aanspoorde de tegenstanders kapot te schoppen.
Deze toestanden zijn tegenwoordig wat gebruikelijker, zeker als er ouders met blinde ambitie in het spel zijn. Hun goedmaak-kinderen moeten vaders gemiste glorie compenseren en, aangezien het bij echte talentjes over pervers veel geld gaat, ook zijn beurs spekken. Totdat de rechter ingrijpt. Of een verstandig mens. Zoals die Horner.

Sportbeesten

(verschenen in Den Haag Centraal van 7-6-18)

Er cirkelen roofvogels boven mijn buurt. Opeens, zo aan het begin van de lente, zijn ze verschenen. Ik ben geen ornitoloog, maar het is duidelijk dat ze veel andere gevleugelden angst inboezemen. De meeuwen, die doorgaans met veel tumult onze platte daken koloniseren om er te broeden, horen we nog maar zelden. Vogels schijnen enorm goede ogen te hebben, maar blijkbaar zien ze niet de lijn waarmee de roofvogels aan het dak geklonken zijn. Of kunnen ze de diepere betekenis daarvan niet doorgronden.
In de Haagse Bomenbuurt, bepaald geen agrarisch bolwerk, heb je vogelverschrikkers in de vorm van … een vogel. Het koord dat hen verhindert meer dan korte rondvluchten te maken, zit vast aan een soort hengel. Zodat er bij windstilte toch nog afschrikwekkend in het luchtruim kan worden gedobberd. Dan oogt de artificiële roofvogel ook als een aan de haak geslagen vis.
Dienen wij het dierenrijk te zien als een permanente sportwedstrijd? In ieder geval wel eentje waar op leven en dood gevochten wordt. En dat is een uitgangspunt waar de sportende mens, eeuwen na de gladiatoren, in principe niet naar streeft. Het gaat om het meten van elkanders krachten, de verliezer blijft over het algemeen in leven.
Zoals bekend maken dieren ook deel uit van de menselijke sportwereld. Letterlijk, zoals in het hippische segment, maar ook overdrachtelijk. Sommige sporters gedragen zich als beesten, om over bepaalde supporters maar te zwijgen.
Ook identificeren clubs zich met dieren. Ik voetbalde zelf bij de Pinguïns en zag afgelopen zaterdag in een promotie/degradatieduel de Haantjes verliezen van de Schollen(koppen).
Maar laat ik terugkeren naar de echte vreemde vogels. In de voetbalstadions van Arnhem en Deventer vliegen mascotte-adelaars. In Nijmegen zou best een valk kunnen fladderen, zolang hij er slaagt uit de klauwen van de NEC-supporters te blijven. Dat lukte menige hoofdtrainer aldaar niet.
In Den Haag heb je ooievaars, pauwen en reigers, maar de echte sportman onder de Haagse vogels is natuurlijk de duif. Opper-Règâh en voormalig duivenmelker Johan Frauenfelder heeft mij ingewijd in het bijbehorende duivenlatijn, dat in essentie voornamelijk over de oudste bewegingen der wereld gaat. Ik heb het sterke vermoeden dat er geen roofvogelvlieger op te laten is, die de gruizige doortastendheid van de ware Haagse doffer kan intomen. Die gaat gewoon door met ‘treeën’. Zoals mensen soms op hun huisdier gaan lijken, zo hebben die duiven de woeste potentie van de ware Hagenees overgenomen. Hoeh! Hoeh!

Finales

(verschenen in Den Haag Centraal van 31-5-18)

Het verschrikkelijke Real Madrid heeft weer eens de Champions League gewonnen. We weten inmiddels hoe dat gaat in finales. Zo werd Ajax vorig jaar op een vergelijkbaar cynische manier weggezet door Manchester United. Een club die qua beurswaarde en spelerskapitaal honderd keer meer waard is dan de Hollandse kleutertjes. Maar ze gaan voor het doel liggen met hun duurbetaalde sterren en wachten tot de enthousiast aanvallende sukkeltjes dat ene foutje maken. Dan slaan ze toe.
Staan ze eenmaal voor, dan wordt de kapitale bus in het strafschopgebied geparkeerd, want het resultaat is heilig. Zo pikte Atletico Madrid laatst de Europa League in tegen het dartelende en even later spartelende Olympique Marseille.
Nu maakte stadgenoot Real korte metten met Liverpool, dat vol goede voetbalzin aan de wedstrijd begon. Totdat de bekende schavuit Sergio Ramos, ook nog eens aanvoerder, zich het gedachtengoed van voormalig Real-icoon en dictator Franco herinnerde. Met een intens gemene actie, vermomd als een gemoedelijke judogreep, ontwrichtte hij de schouder van Mo Salah, de beste speler van Liverpool. Hij kreeg er niet eens een gele kaart voor.
Mo eruit, Liverpool van slag en – nog veel erger – doelman Karius volkomen in de war. Hij maakte twee blunders die zelfs ik als keepertje van VUC-pupillen 6 niet op mijn conduitestaat heb. Na de eerste enormiteit stribbelde Liverpool nog even tegen, scoorde zelfs, maar toen maakte Garreth Bale met een van de mooiste omhalen aller tijden een onwaarschijnlijke goal. Dat is dus een speler die bij het sterrenensemble van Real op de bank zit.
Bij Liverpool zit binnenkort ook iemand op de bank en waarschijnlijk niet eens de reservebank, maar zijn eigen driezitter. Ze zingen daar ‘You never walk alone’, maar dat moeten we in het geval van keeper Karius nog maar even afwachten.
Ik was nog vurig aan het hopen op een gelijkmaker van Liverpool, toen genoemde Bale van een meter of honderd maar weer eens uithaalde. Recht op de doelman, maar die sloeg de bal als een attaquerend insect (hoe lang kunnen we die beeldspraak nog hanteren?) in het eigen doel.
Mijn chagrijn werd opgevoerd door de alsmaar feitjes en statistiekjes mompelende commentator Leo Oldenburger. Kunnen we daar die Sergio Ramos niet op afsturen?
Ook zag ik de finale van de Giro d’Italia. Daar was wel sprake een Britse overwinning, astma-lijder Chris Froome gloriëerde. Inmiddels doordrenkt van voetbalcynisme vraag ik me af hóe puffend hij de top heeft bereikt.

Het kind

(verschenen in Den Haag Centraal van 24-5-18)

Het nieuwe godje in onze westerse samenleving is het kind. De obsessie met het nageslacht neemt steeds vaker ziekelijke vormen aan. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat je als kind je plaats wist. En als je daar wat moeite mee had – dat hoort bij het kindzijn – dan werd je daar resoluut doch liefdevol bij geholpen. Het grootste geschenk dat je ouders jou konden geven was bescherming. Je werd aangemoedigd, indien nodig bestraft, grote beslissingen werden voor jou genomen.
Natuurlijk was er ook veel ellende, maar ik schets dit ideaalbeeld om het contrast met de hedendaagse kind-cultus eens even vet aan te zetten. Vet aanzetten, dat is trouwens ook wat er bij nogal wat kinderen gebeurt. Blinde ouderliefde betaalt zich uit in verstrekt snoep. Als er bij ons op school een kind dik was, dan leed-ie aan een ziekte of was de hoofdpersoon van ‘Dik Trom’.
Maar ga er maar aan staan als jeugd van tegenwoordig. Vanaf het zuigelingschap ben je een consumptietarget. Niet alleen voor listig aangeboden lekkernijen, ook voor mooie kleertjes (er bestaan peuterstrings!) en digitale lustobjecten. Paps en mams treden op als dealers, maar koesteren ook dubieuze ambities. Het kind is een product dat goed in de markt moet worden gezet. Ouders kamperen voor hun scholen van voorkeur. Ze duwen hun oogappeltjes met een overdosis bijlessen richting het gymnasium. Ook op het sportveld moet gewonnen worden. Molestatie van een verstandige leerkracht of scheidsrechter is daarbij niet uitgesloten. Er moet immers opgeschept kunnen worden. Zo wordt het jonge grut geparachuteerd in een prestatiemaatschappij, waar succes hebben de norm is. Noem het maar ouderliefde.
Het gevolg is dat kinderen zich steeds vroeger als volwassenen dienen te gedragen. En tegelijkertijd gedragen volwassenen zich steeds kinderachtiger. Want ook ‘het kind in jezelf’ is mateloos populair. We moeten ernaar op zoek en we moeten het laten spreken.
In de topsport loopt men weg met lieden die handelen alsof hun hersenen niet volgroeid zijn. Ontzinde tennissers. Onverantwoordelijke Formule 1-coureurs. De strontvervelende Manchester United-trainer Mourinho stond als een klein kind te pruilen nadat hij de FA Cup Final van Chelsea had verloren. Het was onverdiend, zijn ploegje was beter, dreinde hij. En dan de infantiele toneelstukjes binnen de lijnen: schwalbe, protesteren terwijl je beter zou moeten weten, tijdrekken. Dan geniet ik toch meer van het spel van een echt kind. Maar goed, ik ben dan ook wel een heel geweldige vader.

Actuele historische thriller

(verschenen in Den Haag Centraal van 24-5-18)

De Haagse schrijver en televisieregisseur Gerrit Barendrecht debuteerde in 2015 met de historische thriller ‘De reis van de Gazelle.’ Een breed opgezet, spannend verhaal over de 19eeeuwse strijd tussen stoom- en zeilschepen. Het draaide daarbij met name om de mogelijkheden van gekoeld vleestransport van verre wingewesten naar het hongerende Europa. Nu is er ‘De Parijse Connectie’, waarin Barendrecht weer een laat-negentiende-eeuws thema bij de kop pakt, dat helaas nog steeds actueel is: vrouwenhandel.
Met veel vaart, onopgesmukte beelden, legio treffende details en smakelijke personages, zuigt hij ons zijn filmische verhaal binnen. Amsterdam, 1889. Het Rijksmuseum is net voltooid, het Centraal Station is bijna af. De verschillen tussen arm en rijk, machtig en machteloos zijn oneindig groot.
De twee hoofdpersonen bewegen zich als min of meer onafhankelijke personen in de ruimte daartussen. Julius Katz is politie-inspecteur en Atjeh-oorlogsveteraan. Ida de Morsain is journaliste van gegoede komaf die beschikt over een opstandige nieuwsgierigheid, die haar in deze door mannen beheerste samenleving niet in dank wordt afgenomen. Bij publieke evenementen als de paardenrennen op het Museumplein wordt zij als vrouwelijke journalist geweerd. Ida is echter van de soort die bij elke tegenslag nog meer risico’s gaat nemen.
Het verhaal wordt in gang getrokken door een reeks lugubere moorden en verdwijningen, waarbij vrouwen, al dan niet van lichte zeden, het slachtoffer zijn. Zonder terughouding schildert Barendrecht het bloed, het vuil, de stank, de armoe en de wreedheid, die kenmerkend zijn voor grote delen van het hoofdstedelijke leven. Een wereld waarin een mensenleven weinig waard is.
Wanneer er in dit boek achtervolgingen plaatsvinden, en die zijn er natuurlijk, dan krijg je er de onthutsende historische decors bij. Dus niet alleen paardentrams die de grachtengordel doorkruisen, maar ook sloppenwijken waar de politie zich niet durft te vertonen en die opdoemen als de hel op aarde.
Julius en Ida ontmoeten elkaar kortstondig, maar uiteraard lang genoeg om een vonk te laten overspringen. Ze dreigen elkaar kwijt te raken in een draaikolk van gebeurtenissen, waarbij Ida als participerende journalist het zwaar te verduren krijgt. De handeling verplaatst zich van lugubere Amsterdamse bordelen naar het 19eeeuwse Montmartre. Een walmend portret van de menselijke mestvaalt Parijs, waar de Eiffeltoren zojuist is verrezen, wordt ons niet onthouden.
Het is een vaardig en zonder haperingen verteld verhaal met veel extra’s, waarin goed en fout zich duidelijk aftekenen. Dat zou je een bezwaar kunnen noemen, de boeven zijn ook gruwelijk slecht, de helden hebben rafelrandjes, maar zijn ontegenzeggelijk uit het goede hout gesneden. Dat kan wellicht ook niet anders als het gaat om zulke verschrikkelijke zaken als vrouwenhandel en maagdentransport. Het boek balanceert zodoende op de rand van horror en vermaak, maar dat is geen reden om het ongelezen te laten.
Julius en Ida zijn, in deze historische setting, duidelijk modern denkende personages, die beschikken over humor en zelfrelativering. Niet dat ze zich gedragen alsof ze met een tijdmachine naar de 19e eeuw zijn getransporteerd, maar ze beschikken wel over een haast hedendaagse blik en daarmee maakt de schrijver een sterk punt.
Door hun ogen kijken we naar een samenleving waarin vrijwel iedereen in de harde strijd om het bestaan een graantje probeert mee te pikken. Zelfs wanneer rechtelozen geslachtofferd worden op het altaar van mannelijke macht en seksuele perversie.
En dan realiseer je je dat in onze tijden van welvaart, beschaving en hightech dezelfde gruwelen onverminderd plaatsvinden. Wie deze enerverende schildering van die ruwe tijd tot zich neemt, moet concluderen dat er in 125 jaar veel veranderd is en tegelijkertijd ook niet.

Gerrit Barendrecht, De Parijse connectie, 400 bladzijden, € 19,99

Douze points

(verschenen in Den Haag Centraal van 17-5-18)

De grote vraag na afgelopen weekend luidt: is het Eurovisiesongfestival een sport? Daar valt veel voor te zeggen. Om te beginnen geldt er net als bij sporten als cricket, curling en tennis een zeer afwijkende puntentelling. Douze points! Voorts is er sprake van een internationale competitie en zien de deelnemers er, net zoals de meeste voetballers tegenwoordig, volslagen belachelijk uit.
Hoewel een universeel gegeven als homoseksualiteit in de voetbalwereld alleen voorkomt in Gijps geginnegap over ‘mandekking’, laten veel topspelers hun kapper invliegen en dossen ze zich buiten en soms in het veld uit als een songfestivaldeelnemer. Waarmee ik niet alles over een roze dan wel regenboogkam wil scheren.
De ware metroman verzorgt zich graag goed, ongeacht seksuele voorkeur. Al heb ik ooit wel naar adem moeten happen toen ik hoorde dat Ronald de Boer de dagcrème van zijn vrouw gebruikte. Tijdens zijn voetbalcarrière! Huwelijk en voetballoopbaan zijn inmiddels voorbij en of er überhaupt een kosmetisch middel bestaat dat een De Boer verder helpt, blijft de vraag.
Ernstiger is dat ik dit soort feitjes weet.Maar dat komt weer omdat er voortdurend merken gebouwd worden. Dat gebeurt niet alleen door middel van de geleverde prestaties, maar vooral via het imago. Sporters presenteren kledinglijnen, vloggen, rappen, scharrelen met showbizzmeisjes, allemaal prachtig, maar welke drievoudige WK-finalist ontbreekt in Rusland?
Bij het songfestival kan een gebrek aan kunde nog worden verhuld met een uitgekiende promocampagne, een lijpe act en een belachelijke outfit, want we hebben hier te maken met een jurysport. We weten van het kunstrijden en het huppelen van verwijfde paarden dat zoiets tot onrecht kan leiden.
Onze eigen FC Twente van het festival – Waylon eindigde ook als achttiende – voelde zich zodoende zwaar in de ruige kuif gepikt. Hij verloor van een kip en vond dat onverdiend. Dat hoor je verliezende trainers ook altijd zeggen, maar de vraag blijft of hij het onheil niet over zichzelf heeft afgeroepen.
Hij zong als een der weinigen wel zuiver en had een zeer acceptabele song. Met zijn hoed en zwoele blik had hij Europa al eerder aan zijn voeten gehad. Vorig jaar won een stumper met een mooi liedje, dat viel nog eens op tussen alle kermisattracties. Nu had Waylon als zinloos extra een aantal epileptische donkere jongens uitgenodigd, die in hun bewegingen klaarblijkelijk hun smart over het Nederlandse slavernijverleden betuigden.
We oogstten in ieder geval een typisch Nederlands sportresultaat: geen kampioen.

Badplaats van alle tijden

(verschenen in Den Haag Centraal van 24-5-18)

Op Scheveningen is altijd wat te zien. Onze 200-jarige badplaats biedt permanent theater. Zelfs op de mensarme dagen waarin ons klimaat voorziet, is er het spel van licht, lucht, zand en water. De Haagse fotografe Sandra Uittenbogaart is verknocht aan de grootste badplaats van ons land en degenen die zich er verpozen. Daarvan getuigt zij in haar fotoboek ‘Scheveningen. Badplaats in beeld.’Haar camera vangt met name de bezoekers, maar ondertussen wordt ook het recentelijk vernieuwde decor geportretteerd. De sierlijke boulevard, de terugkeer van het duinprofiel in de zeekant, het reuzenrad op de Pier, we zijn er inmiddels aan gewend, maar het is nog niet zo vaak gefotografeerd.Hendrik Mesdag kent vele navolgers. Scheveningen is blijvend beeldgeniek, door de immer fascinerende zee, maar ook door de vele vreemde vogels die neerstrijken aan de kust. Niet lang geleden exposeerde fotograaf Jacques Meijer zijn treffende opnamen van het Scheveningse leven in de vijftiger en zestiger jaren. Wufte vrouwen, mannen met hoeden, automobielen die nu alleen nog in Havana rondrijden. Zo grijpt de fotograaf zijn heden in de nek en zo wordt tegelijkertijd, door de blik van latere generaties, het verglijden van de tijd vastgelegd.De boekenkast puilt uit van de beeldverslagen van het Haagse leven. De chauvinistische volksaard van de Residentie-bewoner getrouw, portretteert hij zijn stad aan zee in alle tijden en vanuit alle hoeken. Neem de foto’s van de stranding van het schip Veronica in de jaren zeventig. Majestueus ligt het muziekpiratenschip op het Zuiderstrand, krioelend volk eromheen. Het strand en de boulevard als podium voor elke tijd.
Niet alleen in beeld is de Scheveningse mensenkermis vastgelegd. Onaangetast is het observatievermogen van Toon Hermans in zijn muzikale schildering van ‘De Pier’:

Een oude Scheveningse visser
Afgelopen met een sisser
Ziet de zee en denkt: ik mis ‘r
Op de Scheveningse Pier

Of in dit prangende tijdsbeeld:

Twee non-actieve nonnetjes
Even trippelen door het zonnetje
Heimwee naar een bloemjaponnetje
Op de Scheveningse Pier

Van eenzelfde scherpe, maar liefdevolle blik getuigt Sandra Uittenbogaart in haar foto’s. Je ziet nooit iemand poseren, de camera is een vriendelijke voyeur. Het lijken soms snapshots, maar ze zijn altijd gevangen in een zorgvuldige compositie. Mooi is bijvoorbeeld het beeldrijm van de pootjebaders met de benen van de Pier op de achtergrond.
Terugkerend zijn de rugportretten van badgasten die, met de Noordzee om de enkels, staren over het water, zoals wij weten een bezigheid die diepe filosofie en dolce far niente met elkaar verenigt.
De foto’s nodigen uit tot het bedenken van de bijbehorende verhalen. Het oudere echtpaar dat na een strandwandeling de schoenen weer aandoet. Twee stelletjes aaneengeklonken bij de vloedlijn. Een gespierde beachboy met op de voorgrond een stoere meeuw. Man en vrouw bij kledingrek. Glimmende mensen kijkend naar het vuurwerk. De tragikomedie is overal, soms dramatisch getoonzet, zoals in een monochrome opname van silhouetten op een stuivende zandheuvel onder een woest bewolkte lucht.
Bijzonder is ook een veelkleurige samenscholing van badgasten onder de Pier. Waarom juist daar? Is het gaan regenen? Uit de mini-toneelstukjes op het omliggende strand valt dat niet op te maken.
Dit is geen fotoboek over een badplaats die, zoals sommigen menen, aan geldzucht en twijfelachtige architectuur ten onder gaat, maar over de Scheveningen-ganger anno 2018.
Wat treft ons dan in vergelijking met de genoemde opnamen van weleer? Op Scheveningen is het nog net zo druk en rustig als vroeger, maar de acteurs zijn zeker vleziger en ook multi-cultureler geworden. Nonnetjes zie je er zelden nog, wel een vrouw in boerka op het havenhoofd.

Sandra Uittenbogaart, Scheveningen. Badplaats in beeld.Prijs: € 14,95.

Eeuwige ronde

(verschenen in Den Haag Centraal van 10-5-18)

De Ronde van Italië is dit jaar in Jerusalem begonnen. Dat klinkt exotischer dan het is, want alleen al in Nederland is de wielerronde deze eeuw driemaal van start gegaan. In Apeldoorn (2016), in Amsterdam (2010) en, in 2002, in Gironingen.
Wie de voorrijkosten betaalt, mag zijn stad in het roze hullen. In Israël hadden ze voor drie dagen wielerplezier 27 miljoen over, waarvan een zeer substantieel deel voor de beveiliging. Afgezien van het feit dat er in dit niet erg varkensvriendelijke gebied vast wat argwanend tegen de roze uitstraling van de koers wordt aangekeken, is de connectie van het Bijbelse Land met de wielerkoers snelgemaakt.De Via Dolorosa zal menig afziend coureur bekend voorkomen en ook het begrip ‘eindschot’ is in Israël immer actueel.
Mozes kennen wij als een van de eerste klimmers en had ook een wonderbaarlijke ontsnapping (door de Rode Zee) in huis. In het Heilige Land schijn je over het water te kunnen lopen, dat is goed nieuws voor Chris Froome, wanneer hij weer een gekreukelde fiets heeft of vanwege een plotselinge astma-aanval even een stukje wil afsteken.Op het gebied van doping zijn de mogelijkheden in dit Bijbelse universum ongekend.
Water kan zo in wijn worden veranderd, mensen staan op uit de dood en bij een collectieve hongerklop zijn vijf broden en twee vissen voldoende om het peloton ook nog eens heel Palestina rond te laten rijden.
Al zal dat op praktische bezwaren stuiten. Kennen wij uit de Belgische klassiekers de Muren van Huy en Geraardsbergen, in Israël heb je muren waar je niet overheen kan. Wat wel weer prettig voor ‘in het pak gestoken’ en ‘gelinkebalde’ coureurs is, dat ze zich na afloop kunnen vervoegen bij de Klaagmuur.
Vooralsnog was de stemming opperbest, onze Tom Dumoulin schoot uit de startblokken en won de proloog. Ik zag hem schichten langs de Jaffa Poort en dacht: jammer dat hij zo hard gaat, er zijn hier zoveel interessante dingen te zien.
Vervolgens reed ik mijn eigen tijdrit.
Die bracht mij dertig jaar terug in de Heilige Stad, waar ik met mijn vader ronddwaalde. Het was een niet altijd makkelijke reis, in een theaterverhaal gebruikte ik het woord ‘kruistocht’. Dat heb je met een vader en een zoon misschien al snel. Toch fijn die ik die reis met hem heb mogen maken. De Giro was drie dagen in Israël, de koers met mijn vader had veel langer mogen duren.

Staar

(uitgesproken tijdens de politieke talkshow ‘De Slag om het IJspaleis’ op 8-5-2018)

Je kan het soft-focus noemen, dat heeft iets rozebrillerigs.
Je kan ook spreken van vertroebeld.
Er moest hoe dan ook iets aan gebeuren.
Vorige week woensdag werd ik geopereerd aan staar.
Ben jij daar niet nog een beetje jong voor, werd mij gevraagd. Toen ik die vraag doorspeelde naar de behandelend oogarts, zei zij dat ieder staar-geval na het veertigste levensjaar min of meer normaal was. Leeftijd, daar moest je je sowieso niet op blindstaren.
Ik kon mij de patiënt-Willem van Hanegem herinneren. De man met de vlijmscherpe blik aangaande voetbalzaken en menselijk gedrag liep op het laatst van zijn carrière als een meer dan halve blinde over het veld. Hij beschikte echter over zoveel voetbalinstinct dat hij zelfs in die mist de juiste weg wist te vinden. Het waren nog steeds de tegenstanders die zich op zijn kromme ballen verkeken.
Hij was de uitzondering die de regel bevestigt. Want u snapt dat ik met dit staarverhaal het gebied van de politieke analogie betreed. Ons beeld van de democratie is vertroebeld en een nieuwe visie is gewenst.
Is democratie inmiddels nog iets meer dan georganiseerde belangenbehartiging? Hoe kijken we aan tegen het stadsbestuur en de uitverkorenen die dat bestuur controleren? Is er ruimte voor een doordachte kijk op de manier waarop wij in dit land en in deze stad de macht en het geld herverdelen. Zijn er nog politici die een ideaal koesteren dat het politieke eigenbelang overstijgt?
Of laten we alles lopen via de uitgesleten bedding van het marktdenken, waarbij spannende en noodzakelijke zijstroompjes uitdrogen en worden afgedamd.
Of denken politici dat ze na het blowverbod in de stad alles vanzelf helderder gaan zien?
Terug naar de staaroperatie.
Het principe daarvan is dat je niet langer doorgaat met pappen en nathouden met een brilletje hier en een druppeltje daar. Nee, de hele lens gaat eruit.
Mes in het oog, lens verpulverd en uitgezogen en dan een frisse nieuwe kunstlens erin.
Het eerste gedeelte van dit vooruitzicht boezemt angst in. Zo’n mes, dat verpulveren, de broodnodige verdoving, wat kan er niet allemaal mis gaan?
Vrij weinig, zo blijkt uit de statistieken.
En ook bij mij liep het gesmeerd.
In de wachtkamer zag ik dat ik ondanks de geruststellende woorden van de oogarts de gemiddelde leeftijd van de patiënten aardig naar beneden aan het halen was. Er schuifelde een zojuist geholpen mannetje met plastic oogkapje naar buiten. ‘Het is een en al druppelen,’ vertelde hij, en hij had zo te zien een leeftijd bereikt waarop het fenomeen druppelen hem niet onbekend was.
Daar ging ook ik in de voordruppelruimte, een gezellige druipsteengrot vol spannende anekdotes over de komende ingreep, want de andere bedruppelden waren al met hun tweede oog aan de beurt.
Toen mocht ik naar binnen, werd kundig afgedekt en uitgerust met een ooglidspanner, een bijna erotisch woord. Terwijl de oogarts mijn linkeroog in 18 minuten revitaliseerde en daarbij als een doorknede verslaggever commentaar gaf, beleefde ik de prachtigste visuele sensaties. Na een nacht slapen mocht de beschermkap eraf en was de wereld als nieuw.
Alleen mijn eigen kop, die bleek toch een stuk ouder te zijn geworden.
Dit was deel 2 van het renovatieplan-Marcel Verreck. Een week eerder was een wankelende stifttand na lang gezwabber opgevolgd door een bruusk implantaat. Met andere woorden: geen halve maatregelen.
Soms moet er vernieuwd worden en ja, dat kost ook geld, en het kan pijn doen, maar het is de basis onder een nieuwe toekomst.
Ik weet, het grootste deel van het leven bestaat uit gemodder en gesjacher, maar soms is het tijd voor een structurele aanpak.
Wat dat betekent voor de politiek in onze stad, daar heb ik wel ideeën bij, maar laat ik mij, ook gezien het hemeltergende memo-debat in de Tweede Kamer onlangs, beperken tot één hartenkreet aan degenen die ons vertegenwoordigen.
Politiek is niet alleen maar een spelletje.
Goed, je wint een debat, je hoeft niet af te treden, maar wat schieten we er werkelijk mee op? Dat degenen die jou het mandaat hebben gegeven jou steeds minder vertrouwen.
Deze gedachten lijken minder radicaal dan ze zijn.
Dus: Verwijderd de vertroebelde lens, vervang de wankelende stifttand, maak een solide fundament.
Niet het spel, niet alleen de knikkers, wel de mensen, wel de stad, wel het land.
Filosofischer kan ik het niet maken.
Rest nu alleen nog maar even twintig kilo afvallen.